xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Hij plukte
een takje dwergvaren
uit eeuwen kerkhofmuur.
Om te drogen, zegde hij,
in een suite van gedichten
in gedachten geschreven,
over jou, zegde hij.
Nocturnes, zegde hij.
Ze smaakte
het stuifmeel van het koren,
en nu smaakte ze
de sporen,
het kleine impact van sporen
op zijn hand
als hij haar streelde
op plaatsen die ze graag had.
Niet doen, zegde ze,
niet in een suite van gedichten
in gedachten.
Droog het
in het koren, zegde ze
tussen ons,
wij,
in de warme aarde,
in het korenveld van Van Gogh
met de kraaien, zegde ze.
Of de leeuwerik, zegde ze.
De kraaien, zegde hij
om kond te maken aan de wereld
dat ik vol ben van jou, zegde hij.
Er was van de wind in het koren,
de trage wind, in wondere luchten,
geladen.
Er was het schuren van de halmen
wiegend over hen.
Waar ze lagen
waren woorden overbodig.
Nu was het zijn.
Ugo
|