Ik vroeg vanmorgen, zo maar als begroeting, aan An, de sociale helpster of er nog zijn die een morgengebed doen. Ze dacht van niet, wat ik ook dacht, maar het belette me niet toen ze weg was even stil te zijn en te zeggen: ‘Heer wie of wat je ook bent ik dank je om mij oud te laten worden zoals het met mij gebeurt’.
Ik weet dat dit het minste is van alle gebeden, een woord van dank, luidop uitspreken zo dat het hangen blijft in de kamer een dag lang terwijl ik bezig ben met nuttige als met onnuttige dingen, al was het maar om te weten dat ik er nog altijd ben, lichamelijk een sukkel weliswaar maar geestelijk een man die weet dat hij door het leven gekoesterd wordt, al is dit wel een eerder hoogmoedige gedachte.
Maar hij voelt het zo aan daarom verwerkt hij de gedachte in zijn geschrift van vandaag opdat het geacteerd zou staan, onderlijnd en getekend met zegel wat voldoende zeggingskracht geeft en de idee als woord van dank bekrachtigd.
Is dit dan een bijzondere dag in mijn leven, ik denk het, het is toch hoe ik het aanvoel. De gedachte is, toen ik An zag binnenkomen, ineens opgedoken en ik heb de vraag gesteld al kende ik het antwoord, maar ik wist dat het gelden zou voor mij; ik wist dat ik mijn dank uitspreken zou zodra An zou vertrokken zijn, ze heeft misschien mijn ogen vochtig gezien toen ze, zoals het elke morgen gebeurt, mijn ogen reinigde met een doekje bevochtigd met het product, ‘Blepha’.
Ze heeft niets gezegd evenwel, ze is in stilte weggegaan. Als steenbok - haar verjaardag 6 januari - voel ik haar aard, haar karakter dichtbij. Ze heeft me achtergelaten, ik, in een niet te bepalen gevoel van een onverwacht geluk, een moment lang, komende van ik weet niet waar, maar toen al, met het begin van mijn gebed erin echoënd.
Je weet nooit hoe je dag beginnen of verlopen zal
09-01-2024, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|