Ik denk dat er in ‘de tijden van Gaza’, onder de Israëlieten, weinigen zijn die rond lopen met de gedachte aan Exodus 3: 14 en 15 en aan de stem in de brandende braamstruik die zich de naam gaf van ‘IK BEN DIE ik BEN’ – André Chouraqui: 'Ehyéh asher éhyéh' in het Hebreuws - een tautologie volgens én George Steiner én Stefan Hertmans en wellicht volgens vele anderen die er nimmer diep en lang over nagedacht hebben, alsof de stem – ik bedoel de auteur ervan – niet zou geweten hebben dat hij schijnbaar tweemaal hetzelfde zegde.
Hij wIst wat hij schreef. Wat hij zeggen wilde leefde in zijn ‘soulscape’ maar hij vond er de woorden niet voor en kon het niet anders zeggen, de naam was onzegbaar, onuitspreekbaar: een naam die de ziel van de Kosmos betekende.
Dit is wat ik er van maak en het verbaast me dat Steiner die altijd de naam van God op de lippen heeft over deze drie Hebreeuwse woorden niets méér te zeggen had dan dat het een tautologie was.
Natuurlijk is het er geen.
Ik ben deze morgen verkeerd begonnen, de gebeurtenissen in Gaza hebben me afgeleid. Ik had gedacht na mijn blog van gisteren te beginnen met te zeggen dat wat ik schrijf meestal ernst is (The importance of being earnest) maar het kan ook dat ik me laat gaan en ik de ‘ernst’ in de loop van mijn schrijven vergeet en dan krijg je een geschrift dat lijk een blad in de herfst in de lucht blijft hangen meegevoerd door de wind over de vijver van een vriend, waar je in de lente of was het in de zomer van enkele jaren terug een andere vriend ontmoette die je nu vergast op een ‘Drie-Wijzen-sprookje’ van T.S. Eliot.
Alles wordt belangrijk als je nieuws ontvangt van een vriend, te meer daar het niet elke dag gebeurt. Maar het smeedt een band die we vriendschap noemen en de nood hieraan kan soms groot zijn.
|