Ik heb een ontgoochelende dag gekend. Vraag me niet waarom, ik houd het voor mij: een misverstand, een hoop die ineens verdween en me enigszins ‘verweesd’ en geledigd achterliet.
Heb lang op mijn bed gelegen, geslapen en niet geslapen. Ik dacht eraan dat alles ineens kan omslaan in de dag, zelfs in het leven, een hoop met vele mogelijkheden in potentie eraan verbonden die verkeerd uitvalt en een soort verslagenheid die erop volgt en hangen blijft.
Voorbij wat ik gisteren schreef over de hamvraag: de rol die de mens hier meegekregen heeft. Wat ben ik ermee, wie zal er ooit naar mij luisteren en me volgen, wie denkt eraan, wie maakt zich zorgen over zijn aanwezigheid hier op dit micropunt in de Kosmos?
En wat zet er me aan er altijd maar op terug te vallen alsof er niets anders meer zou zijn in mijn leven, zo dat ik me vragen stel over wie ik eigenlijk wel ben, en hoe jullie, mijn lezers van elke dag opkijken naar mij, naar deze zonderling die meent dat hij geroepen is om elke dag een geschrift na te laten, een bundel schamele woorden, zoals het vandaag het geval is.
De avond valt, ik verschiet, het is al 19.48, de tijd, de dag ging zo voorbij, ik liggend op mijn bed om er straks opnieuw naar toe te ggan voor een lange nacht.
En nu, waarom schrijf ik dit allemaal, als ik eerst dacht er niets over te zeggen. Is het omdat ik een ogenblik gedacht heb aan de top van het ‘holy isle, Iona’ waar ik was met Guy en Jean-François, en een andere dag met Pierre. Twee van hen overleden, de overblijvende, een taaie, waar ik nog weinig over hoor – wie weet misschien leest hij me? - en bij wie ik me zeer schuldig voel.
Begrijp me als ik nu denk aan Robert Burns en aan wat hij in een opwelling wellicht uitriep: ‘My heart’s in the Highlands, my heart is not here.’
|