Het zijn inderdaad, hij is er zich van bewust, ongewone zaken die hij schrijft.
Hij alleen schrijft die en toch blijft men hem lezen, waarom? Wat is er dan zo boeiend aan wat hij vertelt, in de eerste plaats aan zichzelf. Hij denkt aan wat hij gisteren schreef, gedompeld, zoals altijd, in de muziek van Klara die hij hoort zonder ernaar te luisteren, hij luistert enkel naar de woorden in hem.
Maar, en dit is wat hij te vertellen heeft, dit is waar hij, sedert vier uur in de nacht van 6 april, hoogzwanger van is: geestelijk – ook stoffelijk niet – zijn we geen bewoners van de aarde, we zijn bewoners van de Kosmos, wat een enorm verschil uitmaakt.
Ik weet het dankzij de uitwerking op mij van die ene regel 15 uit Canto XXIX van het Paradiso van Dante: de mens is er opdat, en ik wik mijn woorden, geweten zou dat HIJ of ZIJ of HET er is.
Wie die zijn en hoe die er zijn weten we nog niet, maar we hebben in onze genen al een sterk vermoeden – die van Stonehenge wisten al ervan - en wij zullen het weten op het einde van de weg die we aan het afleggen zijn; wij, homo sapiens.
Het is een kosmische opdracht die we meegekregen hebben bij onze geboorte en waar we niet aan ontkomen want het is een beweging die uitgaat van de Kosmos, van de geest erin.
De Kosmos is een bron voor ons, met Stonehenge en tal van andere dergelijke bouwplaatsen waren we duidelijk op weg, maar de door de mens geschreven religies hebben ons afgeleid en hebben het voor het zeggen gehad, de Verlichting echter heeft dit bezworen zodat het kosmische terug de kop kan opsteken.
Ik ging heel ver vannacht. Het staat neergeschreven in mijn kladboek, het komt er nu op aan te ontcijferen wat mijn half ‘lamme’ rechterhand heeft geschreven.
Morgen misschien, vandaag is het genoeg geweest. In elk geval de opdracht die we meegekregen hebben heeft kosmische allures.
|