Ik word geplaagd door een begin van griep die me ten dele verlamt. Ik zocht een gedicht van vroeger dat ik in proza overbracht, het gaat nu als volgt:
Zo zul je nimmer vooraf weten wat je hand zal schrijven als je zitten gaat en de galm er is van de oude Bijbel op de tafel én gespreid, wat stenen die je raapte in de bergen, door weer en wind gehouwen.
De dag voorbij geschoven, de deemstering, de nacht gekomen en in Jobs vergeelde woorden er vernomen dat de adem van d’ Almachtige ons het leven gaf. Al zegt ons niets of niemand met enige zekerheid wie die Almachtige is, een immanentie toch, een bron waar we wonen, een oorsprong die bestemming is, en wij geweten dat ons de eeuwigheid is toegemeten.
Als dit zo is, en zo zijn zal het zeker: kap dan, zoals je netels kapt, het stupide vers: ‘je bent uit stof en tot stof keer je terug’, uit Genesis weg. Want dit hoefde niet, voldoende is geweten dat dit lichaam van atomen is, van quarks en elektronen, en ook dat er gelezen moet, zo leerden Nothomb en Fabre d’Olivet, en hen geloven we:
‘Je bent uit geest en tot geest keer je terug’. De ene zin die zinnig is.
Verantwoording:
Al wat ik schreef en nog schrijven zal is hier van doordrongen, het is mijn geloof in de geest die van het Universum is. Leibniz wist dit maar al te goed en in dit verband citeer ik Eugene Ionesco[1], die in zijn ‘Fragments of a Journal’ volgende tekst tussen haakjes plaatste, ergens in of omheen zijn toneelstuk ‘Le Roi se meurt’: (Is there a universal consciousness? Is consciousness all pervading? Is there a dormant consciousness in stone, as I believe Leibniz thought? Neither Planck, nor Heisenberg, nor Einstein, nor de Broglie wholly rejects the idea of a universal, cosmic consciousness. There may be some plan, some intention. If there is an intention, there is consciousness. These thinkers do not exclude the idea of a God who would be that consciousness)’.
Een ‘kosmisch bewustzijn’ aanwezig in de steen van Gottfried Wilhelm Leibniz (1646-1716), zoals dit aanwezig moet zijn in de vierhonderd mini-minimale deeltjes van Feynman, misschien zelfs, zijn deze deeltjes geest en zijn wij méér geest dan materie.
1] Eugene Ionesco: ‘Fragments of a Journal’, translated from the French by Jean Stewart, Ed. Paragon House, New York, 1990.
[
|