‘Or il y avait un si long temps que j’avais goût de ce poème, mêlant à mes propos du jour toute cette alliance, au loin, d’un grand éclat de mer – comme en bordure de forêt, entre les feuilles de laque noire, le gisement soudain d’azur et de ciel gemme: écaille vive, entre les mailles, d’un grand poisson pris par les ouïes !'
Poëzie van Saint-John Perse, poëzie uit een andere tijd, uit een andere eeuw die ook die van mij was en gebleven is.
Ik lees de woorden luidop hoewel ik alleen ben in de kamer en ik hoor hoe ze passen lijk balsem op mijn gemoed van vandaag, een stemming waar ik niet uit weg kom, die ik onderga, alsof ik hier rondliep, verdoofd voor de dagelijkse dingen om me heen.
Alsof alles ineens een andere draagwijdte kende, en ik binnen geleid werd in een onwezenlijkheid die ik vroeger ooit gekend moet hebben maar die zich nu als totaal nieuw opent op mij. Ik verbaasd dat die nog bestaat op mijn leeftijd.
‘Or il y avait un si long temps que j’avais goût de ce poème…’Een gedicht dat ik schrijven wou, waarvan de woorden achterblijven alhoewel ze er staan te drummen om genomen te worden maar hun juiste plaats niet vinden, zodat enkel de echo ervan, ontdaan van betekenis hangen blijft.
Weinig hoeft er aan toegevoegd, als je de echo van de woorden in jou maar even kunt houden, als je er in slaagt je te laten bedruipen met de honig uit die ene eerste versregel die je niet verliezen wilt maar niet komen wilt.
Aan de overkant, de bomen wiegend in de wind, groot en dromerig; licht groenend om je hart te stillen, je ogen en je gedempte verwachtingen en, je niet-weten of de dag van morgen, of die er nog zal zijn, en als hij er nog is hoe hij er zal zijn.
Om te overleven: houden we de handen gevouwen, niets anders helpende.
|