Mijn gedachten, hoe ze ook getint zijn, wat ze ook inhouden, overbrengen naar jou die me leest opdat ik enkele ogenblikken of een tijd in je dag, een brandende fakkel zou zijn binnen in jou, is mijn opdracht als ik neer ga zitten voor mijn scherm.
En, na al die tijd dat het al gebeurt, dat op deze wijze bij jou onze levens in elkaar verweven liggen, ik in jou en jij, al ken ik je niet allen, luisterend naar mijn woorden.
Het is echter absoluut geen passage van leraar tot leerling, het is eerder het omgekeerde de leerling die ik ben die zijn werk voorlegt aan zijn meester en hem vraagt het te beoordelen, streng maar toch tegemoetkomend.
Want, ik wil vooral niet ruwweg binnen dringen in je heiligdom van gedachten. Ik wil dat je, als je me leest en je inbeeldt hoe ik er zit, woorden zoekend die zinnen zijn om me, lijk een slingerplant te slingeren om jou, niet kwetsend, niet revolutionair, maar teder en welwillend, aanvaardend dat het kan dat de slingering om jou je niet ligt, te stevig je omknelt en, niet welgekomen is, waarvoor ik dan om tegemoetkomendheid verzoek.
Deze woorden kende ik niet toen ik ben opgestaan, ze zijn binnen gevloeid lijk het licht van al mijn morgens samen; ze hebben onvermijdelijk iets te maken met wat ik gisteren schreef en met wat ik morgen te vertellen zal hebben – als er nog een morgen komt – alles volgt op alles, alleen zijn er bressen tussen, is er het gebeuren tussen twee geschriften in.
Het ‘tussenin-gebeuren’ dat bevruchtend kan zijn voor wat al was, of eens te meer van uit een totaal andere invalshoek geschreven wordt.
Ik ben en blijf ontvankelijk vooral voor de schichten van reacties die je me toestuurt, soms, en die dan, zoals het kan gebeuren, me in een draaikolk van gevoelens storten waar ik moeilijk uitkom. Al gebeurt het niet dikwijls, het gebeurt wel eens.
Hiermede heb ik gezegd wat ik je vanmorgen te zeggen had. Het ga je goed vandaag, het ga je heel goed, mijn vriend, lezer. En nog als ik het gisteren niet geschreven heb, het werk van Teilhard heeft een verdieping gebracht in wat de Verlichting betekent, hij heeft die gesitueerd in het metafysische, in het onvatbare, het ongrijpbare, het domein van de opkomende homo sapiens.
|