Ik heb wellicht al alles gezegd wat ik te zeggen heb, een eerder voldaan, een eerder gelukkig man die alles heeft kunnen schrijven wat hij schrijven kon – ik denk dat Stefan Hertmans, dat Cees Nooteboom dit ook zouden kunnen zeggen – en alles wat ik er nog aan toevoeg zou kunnen hergebruik zijn van wat er al is.
Uitzonderlijk ga ik terug vandaag naar een zin die ik terugvond op de eerste pagina van mijn allereerste dagboek dat ik begonnen ben in 1978. Een zin van Pierre Teilhard de Chardin, een zin die ik getracht heb op mijn manier te doorgronden en die me, te sterk heeft beïnvloed opdat ik deze vandaag niet vermelden zou. Op een gegeven even uitzonderlijk ogenblik, naar het einde van zijn leven toe schreef hij:
‘Seigneur, parce que, par tout instinct et par toutes les chances de ma vie, je n’ai cessé de vous chercher et de vous placer au cœur de la matière universelle. C’est dans l’éblouissement d’une universelle transparence et d’un universel embrasement que j’aurai la joie de fermer les yeux.’
Hoge woorden, verheven woorden, geschreven door een van de grootste figuren van de twintigste eeuw die ik getracht heb te volgen en getracht heb mijn zoektocht evenwijdig aan deze van hem te laten verlopen.
Woorden die niet zo eenvoudig te bevatten zijn, die een afbeelding zijn van de overweldigende visie die hij had over het dubbele aspect van de Kosmos als van elke particule ervan, namelijk, naar buiten een materieel aspect en naar binnen, een psychisch, een spiritueel aspect. En het is dit laatste aspect dat hij binnen dringen zal bij het sluiten van de ogen. Zo heb ik het altijd begrepen en zo heb ik het altijd voorgesteld.
Het is dus, destijds, en nu meer dan ooit, de laatste zin van de aangehaalde paragraaf die me toen getroffen heeft en die ik thans herneem als een soort lijfspreuk, als een gewaad waarmede ik me omhullen wil: het sluiten van de ogen, op de vreugde die ik kennen zal als ik binnen kom in de schittering van de psyché van de Kosmos, doorzichtig in een gloed van licht.
Al wat ik geschreven heb was in een zekere mate, hoe minimaal ook, gedragen door dit visioen van licht, door de aanwezigheid van de geest die aanwezig is binnenin alle particules van de Kosmos. En eigenlijk, als ik alles overdenk is het Teilhard geweest en zijn visie op de kosmos met er binnenin, met tentakels naar alle punten ervan het kloppend hart van ‘le Seigneur’ van Teilhard. Hij is het geweest, wat mij betreft, die de weg heeft geopend naar mijn totaal nieuwe visie over ‘Het Zijnde’ als de spirit van de Kosmos.
Hij is het die me geleid heeft naar de visie van Spinoza en verder nog, naar de dag dat ik inzag, de New Physics helpende, dat alles ontstaan was uit het Zijnde dat in den beginne was, dat dit de enige mogelijke oplossing was die aan het bestaan van de Kosmos kon gegeven worden, en dat aldus de Kosmos in al zijn geledingen, het Zijnde’ was, het Leven was, het Bewegen was, het ‘Nu’ was.
Het is de weg die ik genomen heb op een bepaald ogenblik in mijn leven. Teilhard de Chardin lag aan de basis ervan. Met hem is alles begonnen, hij heeft me tot het leven geroepen.
PS. 1
Op een dag stond ik met Paul Verspeelt en onze echtgenoten op enkele kilometers van zijn ouderlijke woning in Sarcenat, in de omgeving van de Puy-le-Dôme. Ik weet niet meer waarom we niet tot daar gereden zijn, ik ‘snakte’ ernaar en Paul zou me gevolgd hebben maar we hebben ons moeten tevreden stellen, ontgoocheld, met een bezoek aan de weinig zeggende kerk in een ander dorp waar hij gedoopt werd.
Niemand, behalve Paul misschien, heeft begrepen waarom ik er heen wilde.
PS. 2
Deze tekst komt uit een nieuw manuscript dat aan het ontstaan is.
|