Feitelijk - wat een woord! – heb ik nog altijd, ‘soms’ de moed en de kracht om tezelfdertijd met andere zaken bezig te zijn, haastig eigenlijk want de tijd dringt, de dagen schuiven:
Dreifach ist der Schritt der Zeit: zögernd kommt die Zukunft hergezogen, pfeilschnell ist die Gegenwart entflohen ewig still steht die Vergangenheit.
Wist Johan Friedrich von Schiller (1759-1805), ik vond dit terug in een geschrift van vroeger - kwam het van Albert S. die het genoeg weet wat het is, ‘het tijdsgebonden zijn’ ? – Schiller vatte het samen in vier versregels, met als centrale punt het pfeilschnelle van het ‘nu’ dat voortdurend overgaat in een ander ‘nu’, de uren verglijdend in andere uren, de dagen in andere dagen, de maanden in andere maanden.
Het is de uitgeklaarde regel van het leven hier op aarde. Het is zo en het blijft zo, onherroepelijk
Gelukkig, het schrijven rekt, vult een deel ervan en identificeert mijn dagen. Het is het enig duidelijke dat er van mijn dagen over blijft; echter, ze verwekken geen trompetgeschal, geen vuurwerk boven de huizen, ze raken amper de weinigen die zich in de morgen of de avond, geroepen voelen om ze te lezen.
En toch willen mijn woorden krachtig zijn. Willen ze gevoelens oproepen, waarheden opwekken. Willen ze meer zijn dan voorbijgaande dingen. Ik doe er alles aan opdat ze van de grond zouden komen, ze willen steigeren, willen zich ‘smijten’.
Ik wil een oase zijn in het vele dat dagelijks opduikt op duizend plaatsen tegelijk, in om het even welk dagblad in de wereld, welk tijdschrift komende uit welke redactie ook en ik moet me er tussen wringen om iets te brengen wat anderen niet brachten, enkele verzen of zinnen samengeraapt, enkele wijsheden in alle nederigheid gebracht, mijn schamelheid etalerend.
Uiteindelijk, alles samengenomen, zit je op de rand van het bed, met je vinger tussen de bladen van het boek dat van het leven is. Je zit er, terwijl de aarde pijlsnel door de ruimte schuift.
Je denkt dat je het bijwijlen voelen kunt.
|