In de nacht voltooi je soms zinnen die de dag zullen halen en als het licht er is overgebracht worden met het nodige respect, omdat ze van de nacht zijn en omdat ze tederheid kennen en je weet, eens losgelaten, ze vleugels zullen verwerven.
Je woorden van gisteren waren lijk nachtvlinders, schuw, amper het licht verdragend, deze van vandaag zijn van de morgen en van de regen over de tuin, gelijkmatig over de dingen, die er roerloos staan, ingetogen wachtende op de lente.
Het is het ogenblik van de dag dat je in beweging komt naar het onbekende dat op jou afkomt, het staat er al in potentie en je dringt er binnen blindelings. Het is ook van hen die al vertrokken zijn, en niet meer keren zullen en er toch nog zijn op een lege stoel aan een tafel in het licht. Zo is het soms in de dag of naar de avond toe alsof ze hier nog altijd waren, geborgen en plots een fractie lang opduiken om dan weer weg te gaan, Totaal onverwacht maar je denkt dat het gebeurt, een flits in je gedachten.
Heb ik me, in de dagen die voorbij zijn, voldoende aldus bekend gemaakt in mijn geschriften? Wel, ik hoop het, ik hoop dat er iets van zal overblijven voor nu en voor later.
Of hoe we bestaan: we schrijven woorden die, terwijl ze je gevoelens van het ogenblik verbergen, voor een helft gedachten zijn van anderen vóór ons, zijzelf deze geschreven hebbende op de golven van gedachten van anderen vóór hen, en uiteindelijk schrijven we allen vertrekkende van uit de nevels van de tijd met andere keuzes uit zelfde boeken vol wijsheden, want alles staat open en bloot, je hoeft maar de juiste golflengte op te zoeken en heeft het zijn raakvlak niet, het is iets nieuw of het is een aanvulling van het bestaande, vers geschreven en vers gedacht of, uitzonderlijk, in nieuwe woorden gespreid op een ander kleurvlak in pastel, of in houtskool waar het vroeger gebeeldhouwd stond of opgetekend op een notenbalk.
Wanhopen hoef je niet, we baden in een oceaan aan gegevens om voor eeuwig te kunnen schrijven.
Het komt er op aan waakzaam te blijven.
|