Ik stel dus dat het Universum er is omwille van de mens die er zijn moest, dus het tegengestelde van wat algemeen wordt gedacht en niet getwijfeld dat de mens er is omdat het Universum er is. Wat maakt dat de evolutie van de mens naar ‘sapiens’ toe uitsluitend het werk is van het inner-Universum, het Zijnde; dat de mens hier weinig of niets t in te zeggen heeft en dat wat er ook moge gebeuren op aarde, de evolutie van de mens naar meer weten, meer kennis, dus meer ‘sapiens’ hier niet door zal gestoord worden.
En ook dat welk gebeuren ook een vingerwijzing is van hoe het moet of van hoe het niet moet. Poetin moet dit nu al weten, zoals er (bij ons) al heel wat zijn die het weten.
Hieruit volgt ook dat het Universum van ons geen medewerking vraagt, dat we zijn wil, willens of onwillens te ondergaan hebben, het enige voordeel hiervan is dat de tussenkomst wel altijd in de goede richting gaat naar het omegapunt toe. En wat dit punt zijn kan, ik heb er hoegenaamd geen zicht op.
De ene vraag die we ons nog stellen moeten is de waaromvraag.
Waarom zijn we hier, wat steekt hier achter, is het zoals Beatrice het zegde aan Dante opdat het Zijnde weten zou dat het bestaat? Want wat betekent dit precies?
Is het opdat Het zich zien zou, zoals het in werkelijkheid is, in de geest van de mens? Wat erop zou neerkomen dat de mens steeds maar duidelijker het Zijnde kennen zou, inniger ermee vertrouwd geraken. Dichterbij komen.
Ik beken dat ik heel ver ben gegaan. Ik beken dat zeggen dat het Universum er is omdat de mens er nodig moest zijn voor het Zijnde, in een zekere zin beangstigend overkomt.
Hoe beangstigend en hoe ver dragend besef ik nog niet, maar ooit dringt het wel door.
Er is bij mij een schijn van licht op het einde van de tunnel.
|