Er is onder meer, een zin in het ‘Boek van Job’ die me blijft achtervolgen. Het zijn de woorden van de jonge Elihoe, die lang heeft moeten wachten om tussen te komen in het gesprek van Job met zijn drie vrienden om te kunnen zeggen hoe hij de zaken ziet:
’Ik zit’, zegt hij, ‘Barstensvol argumenten; mijn binnenste gist als wijn die niet weg kan en zelfs nieuwe zakken dreigt te doen scheuren.’ (Job 32, 18 en 19 Willibrordus Bijbel).
Wel ik ook.
Ik heb een nawoord geschreven voor mijn ‘Genesis-gedicht’ dat ik minstens al een maal heb doorgegeven als Blog, en thans volledig gezuiverd heb van het overtollige. Ik weet niet of het verder nog een leven beschoren is, maar het eindigt met het meest bizarre en het meest bevreemdende dat ik ooit zal geschreven hebben.
En hier gaat het:
Het kosmisch Big Bang gebeuren is te herleiden tot het ontstaan van de ‘homo sapiens’.
Dit vergde 13.5 miljard jaren – een vingerknip voor het tijdloze ‘Zijnde’ voor wie het alfa samenvalt met het omega - om te komen tot wellicht nog maar het begin van de schijn van ‘homo -sapiens’.
Het Universum is nooit als dusdanig het hoofddoel geweest wel noodzakelijk als traject, want zonder de homo sapiens is het Universum een nutteloos ding dat de leegte als die er was, vullen zou en daarmee basta, was de kous af.
Ik herhaal.
Het is de mens, de homo sapiens die nog een lange weg te gaan heeft die door het ‘Zijnde’ werd opgeroepen om er te zijn. Om er te zijn zodat het ‘Zijnde’ zich weerspiegeld zou zien in de mens en weten, dat het er is.
En nogmaals, het Universum is de weg afgelegd door de mens.
Ik schrijf dit op 5 maart 2024 om 21.48.
|