Wat ik ook schrijf of welke goede voornemens me ook mogen ‘ontglippen, ik schrijf in de richting van het laatste moment van mijn bestaan, het moment dat ik te overwinnen heb dat dichter en dichter komt. Zo dicht dat de horizon ervan niet ver meer af is, nog een heuvel over denk ik dan.
Ik meen echter dat ik ooit eens, in een vorige van mijn blogs, heb verteld dat er geen vrees is, dat er wel hoogstens spijt zal zijn om wat ik niet meer zien zal, niet meer meemaken, niet meer ondergaan zal, al die kleine feiten en gebeurtenissen die ons leven inkleuren en zo tergend interessant maken.
Maar anderzijds zal het een enorme rust, een bergmeer zijn waarin ik zal onderduiken in de oneindigheid van het geborgene, in peis en vrede met mezelf.
Mijn taak zal uitgedoofd zijn maar mijn woorden zullen nog een tijdje blijven rondzwerven, zullen zaadjes zijn die in de meest vreemde vormen kiemen zullen omdat ik enkelen (hopelijk velen) zal aangezet hebben even na te denken over wat het leven is en over wat de dood kan zijn, gespiegeld aan het wonder dat het leven is.
Het zal hen aangezet hebben tot het stellen van vragen over het waarom van ons bestaan, zijnde de opdracht die we meekregen bij onze geboorte. Niet even zinvol voor allen, niet even duidelijk voor allen, maar, immer uitkijkend want had je me niet gevonden je zou me niet gezocht hebben wist Augustinus..
Onze hoop op Iets dat even wonderbaar zal zijn als het leven, zegge uit te komen in het landschap van de eeuwige geest.
|