In mijn groet van woorden, heb ik me weerspiegeld in jou, zoals de bergen in het bergmeer, ook opdat je me aldus meenemen zou op plaatsen waar ik anders nooit komen zou.
Het is maar dat ik weet dat ik door mijn woorden deel uitmaak van je dagen, hoe diep weet ik niet, alleen dat het gebeurt als je me leest.
Er bestaat dus een band tussen ons die gegroeid is met de jaren als een jonge boom die geplant werd en nauw gecontroleerd uitgegroeid is tot een sierlijk gekromde bonsai zoals ik het wou.
Het is een beeld dat me ingegeven wordt door de bonsai op mijn tafel maar het is dan toch wat ik me jaren geleden heb voorgenomen te doen en te zijn, er alles op zettend om erin te slagen.
Een band van een zeker geestelijk broederschap tussen ons, wie je ook bent, of ik je ken of niet ken, de binding is er, loopt als een rode draad door onze beide levens.
Is het een verrijking, ik durf het hopen, zoals ik me open voor jou is het dan toch mijn bedoeling. Of ik erin slaag weet ik niet, ik kan het wel voelen aan het aantal bezoekers die ik heb elke dag. Maar het aantal speelt geen rol, het beïnvloedt niet wat ik schrijf, integendeel, ik tracht elke dag me te overtreffen, beter te schrijven dan de vorige dag, wat niet kan natuurlijk.
Over dit laatste stuurde een vriend me een zin gehaald uit ‘Lettre à un jeune Poète’ van Rainer Maria Rilke: ‘La beauté n’est que le commencement du terrible’
Maar wat doe je ermee?
Heeft het iets te maken met een Nobelprijswinnaar Literatuur die de top bereikte en nu niet meer in staat is iets nog beter te schrijven? Is dit ‘le terrible’ dat Rilke zeggen wilde?
En hebben we ooit al 'la beauté' bereikt in onze geschriften?
|