Je hebt gezien hoe de dag zich helder opende vanmorgen achter de rijen bomen die verlangden naar de lente, zoals jij er naar uitkijkt al weet je dat het nog een tijd duren zal. Toch denk je vooruit, wacht je op het openbarsten van de botten zoals je wacht op het openbarsten van de woorden die komen moeten omdat het voor hen gebruikelijk is te voorschijn te komen als ik de gordijnen weg schuif.
Alsof ik een contract had afgesloten met hen, een zwijgende ongeschreven overeenkomst dat ze me helpen zouden om mijn dagelijks geschrift af te leveren.
Zo komt het me toch over want ikzelf weet niet hoe, met een grote regelmaat, anders gebeuren zou wat er gebeurt en waarover ik achteraf verwonderd ben dat de woorden er staan, zonder dat ik er iets voor gedaan heb, behoudens het neerschrijven van wat me gezegd wordt, de enige verdienste die ik heb.
En nu wacht ik op wat nog komen moet. Ik denk hierbij aan de gedekte tafel met zilveren kandelaars en witte kaarsen en de borden met zilveren bestek en kristallen glazen, alles klaar in de eetkamer van het kasteel van George Sand in Nohant-Vic waar de gasten verwacht worden, een kaartje met hun naam ligt bij hun bestek.
Ik ook heb nu met mijn inleiding alles klaar gezet om mijn woorden te ontvangen, maar deze wachten zoals de gasten wachten om te komen.
Maar, er is hulp. Stefan Hertmans die niet overeenkomt met de stelling van George Steiner in zijn ‘Real Persences’, én Steiner die me nog altijd bezig houdt met zijn tautologische idee over I AM THAT I AM en ik ga bladeren in zijn ‘De la Bible à Kafka’[1], en stel vast dat hij er heel wat meer over weet.
Hij weet, p. 38, wat Etienne Gilson erover schreef In ‘Mediaeval studies’ in zijn werk over ‘Maïmonide et la Philosophie de l’Exode’ heeft hij het over de theologische interpretaties in de drie tradities (Islam, Joodse en Chistelijke): ‘celle d’Averroes, d’Al Farabi et d’Avicenne; celle de Moïs Maïmonide; et celle de Thomas d’Aquin et des thomistes, qui s’entrelacent’
Het tautologisch raadsel van Exodus 3: 14 voor Gilson was dus wel een reëel probleem in de vroege middeleeuwen.
De drie tradities samengevat door Steiner:
‘La meilleure paraphrase du je suis/je suis de l’Exode est ‘Être qui est Être’, c’est-à-dire Être nécessaire et totalement un, ayant fait de son existence son essence.
Ik laat dit voor wat er staat, want het is reeds een vertaling. Ik voeg er slechts de opmerking van Gilson aan toe: ‘Nous vivons ici l’un des moments les plus solennels de la pensée occidentale.’
Ik ga er niet verder op in, dan toch vanavond niet. Ik wou enkel beklemtonen wat ik reeds schreef dat het een hoogtepunt is in het Oude Testament.
[1] Steiner George: ‘De la Bible à Kafka’, Hachette, 2002, traduit de l’anglais par Pierre-Emmanuel Dauzat,‘No Passion spent’, 1996
|