Het is alsof ik opsta in een andere eeuw en in een andere omgeving van het ‘zijn’. Sta me toe het zo te formuleren al weet ik dat het niet zo is, dat het maar een indruk is die ik er aan overhoud of, zeg ik het anders: het is alsof ik terugkeer na een lange reis die precies één jaar heeft geduurd.
In feite is alles inbeelding, ik die mezelf provoceer om uit mijn schelp te komen als een soort nieuw geborene die op dezelfde wijze verder leeft en wie leven zegt, zegt schrijven van ‘s morgens vroeg ben ik er mee begaan zoals Aldous Huxley – hij schreef duizend woorden - vóór het ontbijt: mijn adem dat het woord is, het woord dat zegt of tracht uit te drukken wie ik ben en hoe ik op momenten mijn dagen doorbreng.
Van de overige momenten, de niet- schrijvende, weet je, zoals ikzelf heel weinig achteraf.
Ik zou nu kunnen gaan kijken wat ik geschreven heb op 30 december van vorig jaar, welke de momenten waren die ik van die dag heb overgehouden, maar het heeft weinig zin, ik ben nog altijd dezelfde persoon maar in andere omstandigheden optredend, omstandigheden -het lot dat het mijne is - meer afhankelijk van de staat van mijn lichaam dan van deze van mijn geest, gelukkig maar.
Die geest van mij die zich in alle mogelijke bochten wringt om toch maar levendig, toch maar vernieuwend over te komen in eenzelfde landschap, dat zich beperkt tot de kamer, de tuin en de wijdheid van de luchten als ik opkijk én, niet te vergeten de bomen voor het raam die me blijven groeten eens het licht is doorgebroken.
Dit alles en nog heel wat meer maakt deel uit van mijn background, het laken waarop mijn gedachten, de grote of zelfs kleine momenten van het schrijven zelf, geprojecteerd worden. Een infiltratie in het onbekende dat ik vorm geef en inhoud, aan wat een tijdje ervoor nog niet bestond en, ik weet niet of het voorbestemd was om er te staan - komende uit de Kosmos - of niet, zijnde een accident van de geest
In feite weet ik er niets van als ik begin waar ik aankomen zal, in deze mate schijnt het een spel, ‘a game’, dat gespeeld moet worden om een einde te kennen, te weten of ik gewonnen heb of niet.
Elke morgen is het zo, sta ik voor een deur die ik openen moet om binnen te kunnen in mezelf en me te ontmoeten in woorden.
Woorden met het aroma van eeuwigheid.
|