‘Teilhard n’était pas physicien, mais anthropologue. Il a tiré d’une étude minutieuse de toute l’évolution, depuis la Matière inerte, jusqu’au Vivant, puis au Pensant, la conviction qu’une certaine forme d’Esprit doit se loger dans chaque parcelle de Matière aussi petite soit-elle. Cette matière est donc faussement qualifiée de inerte, elle possède déjà des caractéristiques pensantes.’[1]
Het is een eigenschap van ‘ l’ Esprit’, in de mens te evolueren naar een toenemende complexiteit, zegt Teilhard, maar hij zegt niet wat ik zeg dat het dankzij de evolutiewetten die ingebakken zitten in het bewegend Universum dat we evolueren naar een grotere complexiteit, ‘une complexification s’accompagnant d’ une plus grande conscience’, ik voeg er aan toe een groter bewustzijn van onze integratie in het werk van de Kosmos.
Ik wil me absoluut niet hoger achten dan Teilhard de Chardin, mijn God, absoluut niet, Teilhard was een pionier, hij was de eerste om zo diep te kijken in de Materie én, er een filosofie uit te puren maar ik denk dat ik me baserend op zijn werk en dit van Charon een stap verder mag gaan en zeggen dat de Kosmos een rol speelt in de gang van zaken wat de Geest van de mens betreft.
Het is omdat ik stel dat het Universum er is omwille van de mens die er moest zijn dat ik kan stellen dat het, het Universum is dat zorgt voor de evolutie van de geest in de mens, een evolutie gedragen door de wetten van de natuur.
[1] Jean E. Charon over Teilhard de Chardin in ‘Mort, voici ta défaite’, Albin Michel 1979, page 33.
|