De tijd die vlugger loopt in oktober dan in andere maanden is het gevoel dat ik heb als ik zie dat één derde ervan zich vandaag reeds sluiten gaat, de twee andere derden zullen er even vlug staan zo niet nog vlugger.
‘De tijd vliedt snel gebruikt hem wel’, niemand ontkomt eraan, de aarde dicteert haar wet en we ondergaan de snelheid waarmede het gebeurt. Er liefst maar niet te veel aan denken, de ogen sluiten en je laten meedrijven zo voel je, je er best bij. Ook niet verwonderd zijn, ook en zeker niet opstandig, maar je te laten gaan alsof in slaap gewiegd.
En ondertussen, je schrijft maar, je duikt naakt in het water tussen de torren en de salamanders en komt naar boven bedekt met eendenkroos en de stengels van de waterlelie om je heen. Of, eens te meer de melancholie die je bespringt van de dingen die waren en nu zijn opgelost in de nevels van de tijd.
Het was daarom niet beter toen, vele dingen zijn beter nu, daar gaat het niet om, maar het was anders. Je had de tijd om te leven, je kon er bij gaan neerzitten of neerliggen, in een tijdloosheid en toekijken hoe de dingen bewogen in een poëtische vergankelijkheid.
Dit is wat ons terug voert naar wat van vroeger was, toen alles de tijd kreeg om door te dringen tot in de poriën van de huid.
Maar vandaag, uitzonderlijk, zijn de momenten verkwikkend, een lezer, een vriend, schrijft dat hij je las, en jij bij hem lezen kunt wat hij dacht over de woorden van jou.
Geest tot geest, gedachten gewikkeld omheen die van jou, lijk de wikke om de tarwestengel, een beeld van vroeger dat je bewaren wilt om voor altijd mee te nemen en te gebruiken.
|