Dit ‘Onoembare' van gisteren is werkzaam in mij, is wat me schrijven doet, mijn geschriften zijn ervan doordrongen, het houdt me levend vooral nu de hegemonie van het woord aan het tanen is want meer en meer hebben de sociale media het nu voor het zeggen.
Ik vrees dat wat de toekomst aangaat het woord zal verdrongen worden en stilaan wegkwijnen. Ik zal de impact ervan wel niet meer mee maken maar het kan dat de schoonheid van de taal, die altijd mijn betrachting is geweest, plaats zal maken voor de schoonheid van het beeld, wat wijzen zou op een verarming van de taal.
In elk geval het tanen van het woord is, denk ik, een realiteit aan het worden als ik de lijst zie van ‘Youtubes’ die te bezichtigen zijn vergezeld van een handvol woorden ter verduidelijking.
De overschakeling is al aan gang, hoe ver ze lopen zal, zal de toekomst uitwijzen. Maar alles is in beweging, wat beschaving werd genoemd krijgt mettertijd een andere inhoud die niet te overzien is.
We leven in de marge van deze verandering die zich aftekent op alle gebieden voor wie nog overblijft van mijn generatie. We worden voorbijgestreefd op alle vlakken - vooral dan op dit van de poëzie - en we vermogen enkel toe te kijken en te ondergaan.
We blijven vast geankerd in wat de maatschappij van nu nooit gekend heeft en lopen verloren in het nieuwe, het te moderne, het ‘te’ ledige voor ons. Ik -een ander misschien niet - zie het bijvoorbeeld in de aard van de jongste gedichten die worden overgenomen door het tijdschrift ‘Meander’.
Met het ouder worden winnen de beelden uit onze jeugd duidelijker aan belang, anderzijds willen we zijn van de tijden van nu en willen we niet als achterlijk overkomen. We lopen er dus als gespletenen bij, en lopen achter, een mengeling van wat was en van wat is, niet mogelijk zijnde.
En toch we blijven onze eigen methodes getrouw terwijl we ons inschakelen, in deze van nu; we zijn evenwel geen blinde meelopers, we banen ons een weg doorheen het nieuwe op de wijze van het oude en dit zullen we niet meer veranderen nu het einde zichtbaar nader komt.
Wat mij betreft denk ik met weemoed aan de wereld van Stijn Streuvels, van Gerard Walschap, Ernest Claes, Felix Timmermans, Maurice Gilliams om er maar enkele te noemen.
Als we verder schrijven dan zijn zij het die ons als voorbeeld dienen. Uiteindelijk is het de jeugd die ons nog rest die de bovenhand krijgt.
Het is op deze wijze dat we trachten te overleven.
|