“Sterben werd’ ich um zu leben” zingt ‘Mahler’ op het einde van zijn tweede symfonie. Hij wist het dat voor hem het sterven een her-opstaan, ‘eine Auferstehung’ was en hij ‘verklankte’ dit in zijn symfonieën.
Ik zie hem als de componist die muziek schreef die we als kosmisch mogen betitelen, ik voel het toch zo als ik hem beluister. In feite is Mahler een ‘alleenstaander’, een Albert Einstein. Ik durf het zeggen, soms voel ik me zo als ik herlees wat er geschreven staat van mij.
Dit ook is de reden waarom ik Mahler hoogacht ik acht me een “beetje’ als hem: wetende dat het aardse een begin is, niet het einde; dat dit einde een nieuw beginnen is, een terugkeer naar onze herkomst die van het begin van de Kosmos is, of misschien van wat er was vóór de start ervan.
Ik herhaal hiermede wat ik al dikwijls gezegd en achtergelaten heb in mijn geschriften en ik ben niet zinnens iets te wijzigen aan dit standpunt. In tegendeel, mijn roep klinkt luider en luider naarmate ik dichter kom en het onherroepelijke zich aankondigt in mijn leden.
Ik weet me dan ook gelukkig er niet te staan met lege handen. Wat ik dacht, hoe mijn leven verliep werd geacteerd in de vorm van een boek, waarvan een lezer, en niet de minste, me weten liet dat het hem vergezelt in de dag.
Wat kan ik meer vragen dan aanwezig te zijn in zijn gedachten, van hem te ‘bedruipen’ met wat uit mij is ontstaan. Wellicht zal dit nog gebeuren op enkele plaatsen als ik er niet meer zal zijn. Ik slaagde er dus in me te verlengen tot in het leven van anderen.
Een eigenheid die ik elke morgen onderga als ik Klara open en binnentreed in de geest van componisten die tot eeuwen voor mij hebben geleefd.
Voor mij een belofte, een rijkdom ohne Ende.
|