Zoals elk jaar en op dezelfde plaats kleine witte paddenstoelen in een kring in het gras. Waarom in een bijna volledige cirkel, wie wilde het zo en niet anders?
Ze zullen er hoogstens een week staan en dan mysterieus verdwijnen zoals alles mysterieus is in de natuur, verwondering die hij dagelijks kent, hoe uit een sinaasappelpit een boompje is gegroeid dat hij met zorg behandelt en zal binnen brengen, later, om het te vrijwaren van de winter.
Zo, nu het einde heel dicht gekomen is ontdekt hij wat van het leven is, het grote leven dat hem in handen heeft, dat geduldig is met hem en toekijkt op de wijze waarop hij de dagen tegemoet gaat en beleeft.
Alsof hij het anders zou willen beleven dat wat is van de minuten, van de uren, van de dagen en de maanden die zich opvolgen met de snelheid van hun eigenheid gedompeld in een stil, verborgen geluk er nog altijd te zijn en te kunnen beslissen hoe er mee om te gaan.
Zijn morgens te beleven, zoals hij ze beleeft, de tijd verlopend zonder er oog voor te hebben, de middag voorbij en de avond komend, hij de dag sluiten kan met een gerust gemoed gedaan te hebben wat hij te doen had.
Veel is dit niet, maar waar hij staat schijnt het hem voldoende toe, zelfs al wil hij verder, zelfs al wil hij er altijd nog wat aan toevoegen, maar hij troost zich dan met te denken dat hij het de volgende dag wel zal doen.
Zoals ook vandaag wat hij in de morgen schreef staat hier al geacteerd, het geen hij er in de avond nog wou aan toevoegen houdt hij voor morgen, hij zal er in het begin van de nacht over nadenken alvorens in te slapen, ongeacht of hij het morgen in de vroegte nog weten zal.
Hier eindig ik mijn 300 woorden; Vroeger waren het dagen van 500. Nu zijn ze meer geladen met ‘hij’ die op komst is en er eens zal staan. Echter, ik hoop dat hij toch nog wat wachten zalu, ik heb nog ‘ontzaglijk’ veel te doen.
|