Hij wou zijn geschrift van vandaag als een gebeuren van dingen die nog niet gekend zijn.
Hij wou deze dingen heel helder maar mysterieus met een betekenis erin die niet te ontcijferen was, zelfs het niet te weten dat het er stond geschreven in filigraan wit op wit en dan nog in geheimschrift uit vroegere tijden dat hij weliswaar nog had gekend in een vorig leven, iets zoals hiërogliefen op obelisken die evenmin te ontcijferen waren, Jean-François Champollion, nog niet geboren. En hij, nu verblijvend in oorden die nog te ontdekken waren.
Later, in andere tijden zal het geweten zijn wat er geschreven stond, ondertussen laat men staan wat er staat maar geprojecteerd op de muren van vele musea in binnen- en buitenland in de hoop dat er iemand opduiken zou die alles zou ontcijferen.
Wat weinig opbracht want iedereen dacht dat het een kunstwerk was uit tijden die nog komen moesten, nog geen vaste voet hadden gekregen in de geschiedenisboeken van de wereld.
Hij schreef dit in de morgen vóór het licht er was, erna naar de middag toe begreep hij niet meer wat hij had willen schrijven en wachtte hij op de nacht om verder te gaan omdat hij wist dat de duisternis dikwijls hielp om dingen die er nog niet waren bloot te leggen, op te graven uit de eeuwen ervoor, tenminste zo er eeuwen ervoor waren geweest, wat nu niet exceptioneel het geval was, of toch!
Waar hij wel aan dacht toen dit geschreven stond dat je in een stad zoals Praag moet leven om te schrijven zoals Kafka, elders, waar ook, schrijft men anders.
Hier ook.
|