Soms schrijf je een gedicht omwille van een woord, omwille van een zin zo in jou binnen gekomen, omwille van iets dat je niet definiëren kunt maar ook niet weigeren kunt want schrijven is flinterdun, is afgaan op wat komt zelfs al weet je niet waar het je voeren zal en, of het je ontroeren zal of dan toch minstens je bevallen zal.
Al ben je niet kieskeurig als het het woord betreft je kijkt er toch naar uit het zindelijk te houden en waardevol qua inhoud. Dit is het probleem dat je niet ontloopt en dat geeft je de richting aan waar je heen moet al ben je al onbewust op weg ernaar.
Dit is het bevreemdende van het schrijven, ik word er telkens mee geconfronteerd als ik uitkom op een uitkomst die er bij de aanvang helemaal niet was – er wel was in potentie – maar je komt er willens nillens op uit als je maar volgen blijft wat je te binnen valt, alsof iemand je hand vasthield en de juiste letters op elkaar volgen liet. Dit is wat je er achteraf over te vertellen weet, meer is het schrijven niet, dan toch het schrijven van een blog eens er zoveel pogingen al geschreven staan en je er, ondanks al wat er al is, er nog een aan toevoegen wil.
En je denkt er wel niet aan dat het je laatste kan zijn.
En stel nu dat het je laatste is – die je ooit eens schrijven zult – heb je eraan gedacht, heb je erin de schijn verwerkt dat je wel wist dat het je laatste zijn kon, maar dat je het niet geloven kon en daarom verder hebt geschreven alsof er nimmer een einde komen zou?
In feite weet ik het omdat ik het geschreven heb, jullie weten dus dat ik me er bewust van ben, het heeft dus geen zin het telkens te laten blijken in mijn woorden.
Ik ga dus gewoon, heel gewoon verder, tot…
|