Ik wil elke morgen beginnen met om het even wat maar niet, vooral niet met mezelf en over mezelf maar bij ondervinding weet ik dat ik er zelden in slaag. Vanmorgen wil ik er zelfs ‘niet’ in slagen omdat ik gevoeld heb, na me gewassen, geschoren en aangekleed te hebben, hoe zwak ik daar stond zodat ik me terug heb moeten neerleggen op mijn ‘veldbed’ in de kamer.
Ik teken dit op, niet opdat je dit weten zou en er rekening mee houden als je me leest, maar opdat ikzelf weten zou later - als er nog een later dan later komen zou – wanneer de aftakeling sterker is gaan toenemen. Het staat nu geacteerd op mijn tijdlijn die te allen tijde door om het even wie kan worden geraadpleegd.
Zo leef ik, gelukkig! Gelukkig verder in mijn woorden die ik koester en, zoals altijd, het beste zijn van wat ik nog ben. Ik geef me er voldoende rekenschap van opdat ik trachten zou er zo fier over te zijn als mijn vriend beeldhouwer, Daniël Janssens, fier is over de werken die hij, zeker en vast na veel arbeid, ons toont op zijn facebook, een facebook dat ik niet weet hoe te bereiken om zijn beelden over te nemen.
Ik stel vast wat hem betreft, en dit ook stemt me in een zekere zin gelukkig, dat hij een groot werker is, een zwoeger als kunstenaar, een groot houwer van beelden. Vele afgesteld op de menselijke gestalte, maar ook andere die zich situeren in de rijke wereld van de geest. Hij is geen Henry Moore of geen, gelukkig, Arne Quinze waar ik het onlangs (13 augustus) over had, Daniëls werken kennen de soberheid van hun gestalte.
Ik volg hem in de gestalte van mijn woorden die, zoals ik nu dagelijks ondervind ver, heel ver af liggen van deze van Ilya Pfijffer, wiens schrijven vele sporen van een langdradige literaire hoogstand nalaten in een taal gekenmerkt door de rijkdom van de woordenschat die de Nederlandse taal machtig is.
Dit is dan het verhaal dat ik overhoud van de eerste uren van de dag van 25 augustus 2023.
Deze zullen morgen, 26, te lezen staan in mijn Geschriften.
|