Als je me voor tien vanmorgen heb bezocht ontbrak er een stuk tekst waarin ik me bloot gaf om jullie te zeggen - er was meer dat onbelangrijk was - dat er, op het ogenblik van het schrijven, drie gedachten waren die me bezig hielden: onvermijdelijk het beeld van mijn bloemenveld, het boek van Pfeijffer, open op de tafel, en de mail die ik ontving van Stefan Hertmans van uit Monieux in de Vaucluse. Hij schrijft me onder meer:
‘Nu ik het hier weer, in dit rustige bergdorpje, heb opengeslagen, lees ik je prachtige bladzijden over de gelijkenis tussen Akhnaton en Oidipoes - bijzonder intrigerend en geschreven vanuit een organische eruditie van een intens lezer die doorgeeft wat hem treft en bezighoudt. Dank daarvoor.’
Ik kan er mee leven, weten dat iemand als Hertmans mijn boek las en er iets over schreef, neem ik mee in mijn dag als even belangrijk als het overige.
Het gebeuren op 8 juli was veel ruimer, maar ik weerhield enkel wat waard was afzonderlijk te vermelden op de dag van 9 juli.
Het zijn dingen die voorbijgaan, onopgemerkt indien ze niet zouden geschreven staan. Kleine onopvallende dingen die echter een grote weergalm krijgen omdat ze tekenend zijn voor de persoon die ik ben. Later, veel of, nimmer, zal dit gelezen worden als niet veel, zeker niet de waarde die het nu heeft.
Het is om deze reden dat ik het geschreven heb.
|