Het uur één in de morgen, is een goed uur om te gaan slapen. Ik ben dan voldoende vermoeid om in te slapen zonder dat ik lig te piekeren over het een of het ander: mijn blog is ingelogd en ik heb nog enkele pagina’s gelezen in mijn Pfeijffer-boek.
Ik ben stilaan gewoon geraakt aan zijn uitgerekte zinnen die niet alleen bedoeld zijn om alles grondig te verklaren, maar ook om de mogelijk reacties erop onder ogen te nemen en in detail te beschrijven. Er wordt dus meer geredeneerd in zijn boek dan gehandeld. Wat eerder ongewoon overkomt, maar schrijven kan hij en zijn woordenschat is verrassend ruim. Hij boeit me, hij zet me aan om verder te lezen - ben ongeveer halfweg - en wat het slapen betreft, vorige nacht sliep ik in een stuk van één tot zes uur dertig. Ik denk niet dat ik wakker geweest ben, in elk geval ik herinner me het niet. Ik ben dus ondanks de stijfheid in mijn wijsvinger, middenvinger en duim tot een zekere rust gekomen, een rust die ik in lang niet meer gekend heb.
Ik heb me ontlast van verleden en toekomst, ontlast van de grote dingen in het leven en vooral van het schrijven van een nieuw en beter boek, al was ik er al aan begonnen en durf ik er nog mee begaan zijn om te weten hoe het verder zou kunnen. Maar mijn gedachten overstijgen niet de gewone gang van zaken in een leven en mijn bedoeling was er ver van af te wijken om uit te komen in het totaal nieuwe, het totaal onverwachte en te schitteren als auteur.
Maar ik heb dit nu ver op de achtergrond geschoven, er is geen jacht meer, geen hopen op enige erkenning, neen, ik blijf bij mijn dagelijks optreden als blogschrijven en het volstaat me. Zo, wat me mijn ganse leven heeft beziggehouden is afgezwakt, is geen doel meer, elk verwachten is stil gevallen, is uitgedoofd met hoogstens nog wat rook.
Ik voel me er goed bij, geen al te grote verwachtingen meer te hebben, dan toch niet wat het schrijven aangaat.
|