Ik ben gisteren los gekomen uit mijn inertie maar heb ik de lijnen van mijn geestelijk landschap, mijn bewustzijn deel van het bewustzijn van de Kosmos, zuiver en correct getrokken?
Of, zoals ik me zag, ik ademend via de navelstreng die me verbindt met de Kosmos.
In de dagelijksheid houden we er geen rekening mee, het komt niet in ons op die navelstreng te voelen, het is maar als het leven zich terugtrekt uit het lichaam dat de realiteit van ons verbonden zijn zich opdringt en de vraag zich stelt wie of wat we nog zijn eens de dood is opgetreden. Het is eens te meer, bij leven, een herhaling, een voortdurend aftasten wat van het sterven is, het lichaam dat stof wordt maar wat van de geest die het lichaam bewoonde en het gebruikte om te zijn wat verwacht wordt dat de geest zou kunnen zijn.
We hebben er geen duidelijk antwoord op zoals we geen antwoord hebben op de vraag of de geest een stoffelijke vorm zou kunnen hebben.
We gissen dat hij er geen heeft en dat hij dus niets te maken heeft met de dood van het lichaam; dat de geest van het Zijnde is en terugkeert naar het Zijnde dat is van de Kosmos. Wat we maar al te graag geloven willen, waar we ons aan vastankeren, waar we ons in vastbijten om de zekerheid te verwerven dat de dood, is het geen nieuw beginnen, het is een terugkeer naar waaruit we zijn opgestaan.
Wat ook het enige dat telt, de dood is niet het einde. Maar vraag me niet, als het niet het einde is, wat is het dan?
Misschien komt het er enkel op aan onwankelbaar te geloven dat het niet het einde is.
|