Elke maand die voorbij is is een gift, zo wil ik het zien en zo wil ik elke dag ervan beleven, dankbaar zijnde, als ware het een gebed voor ik slapen ga, want in welke toestand ik me ook bevind, ik ben er nog en, als ik begin te schrijven bloei ik open, leef ik intens, is het het allerbeste moment. Zelfs als ik niet weet wat te schrijven, erop ingesteld zijn is me voldoende om te weten dat ik nog leef, dat ik nog al is het maar met een zijden draadje in het leven blijf vastgehaakt. Veel is het dus niet meer, amper genoeg om nog niet te sterven.
Zo voel ik me op momenten zoals deze, de nuchtere gedachten van de nacht en de morgen als een schaduw meegedragen de ogenblikken van mijn schrijven. Maar ik blijf me verankeren in de tijd, mijn lichaam en geest pijnigend om er nog enige soepelheid in op te wekken
Soepelheid in het schrijven en in deze die van het lichaam is zijn de enige dagelijkse betrachtingen die ik koesteren blijf, hoog in het vaandel. Het maakt het summum uit van mijn dagelijkse bezigheden en niemand kan me hierbij helpen ik sta er alleen voor.
Maar ik heb me nooit zo oud gevoeld als nu, nu ik opsta uit een lamlendige periode die als een donkere wolk is blijven hangen over mij.
Ik zie me dan in de spiegel staan en ik tracht te raden wie ik ben of wat er nog overblijft van wie ik was.
Heb ik nog iets anders te zeggen? Ik geloof het niet, mijn denken houdt hier op vroeg in de morgen van eind juni. De tijd is geen maatstaf meer alleen hopen dat er beterschap komt in al wat ik nog doe.
Daarna zal ik gaan neerliggen, het kan altijd het laatste zijn dat ik geschreven heb.
|