De vuurbol van de zon is niet op de afspraak deze morgen, het licht wel en ook het gezang van de vogels, de merel vooral. Mijn rechterhand echter blijft gevoelloos zoals de vorige dagen, al laat het me toe mijn gedachten te bestendigen in een eigen vorm en, na wat ik gisteren schreef, na wat ik mijn leven lang al geschreven heb, verder te gaan op mijn elan, telkens onderbroken en telkens weer opgedoken om te gaan naar waar ik al was of te ontdekken waar ik nog niet was. Het is een dagelijkse routine afhankelijk van de eerste stappen die ik zet in of naar het voorlopig nog onbekende. Afhankelijk ook van wie of wat ik ontmoet op mijn weg zelfs als ik niets ontmoet, als alles gesloten blijft zoals vandaag, een uitzonderlijk gebeuren, dat ik vermelden wil.
Het is de eerste maal dat ik niet weet wat ik jullie te vertellen heb, de eerste maal dat me dit overkomt, dat ik schrijf en niets te zeggen heb. Je hebt het bij te nemen, ook dat Ugo d’Oorde minder, veel minder dan vroeger aan het woord komt.
Dit is wat ik melden wou. De pijn bij het schrijven overstijgt me, legt me lam, houdt me in zijn greep zo gisteren als vandaag, zo erg dat ik het zeggen wil, al kost het mijn fierheid ze niet te kunnen overwinnen.
Ik word er stil bij, ontmoedigd zelfs, neergeslagen.
Wat is het dat me en jullie wacht, morgen?
|