Ik zet neer wat me te binnen valt als ik neer ga zitten, zelfs als er niets is, is er toch iets dat ik te zeggen heb, dit is altijd zo geweest waarom zou het nu niet meer zo zijn. Waarom zou ik dan geen drie à vijfhonderd woorden kunnen gaan halen uit iets dat er nog niet is. Stephen Hawking, volgens Thomas Hertog, dacht er zelfs aan dat het Universum ontstaan was uit het Niets. Een vergelijking die niet opgaat natuurlijk, ik heb geen Universum te doen ontstaan.
Mijn betoog is eerder een Spielerei dan een ernst en zo wil ik het houden, hoewel ik - a poor man - niet weet waar ik de woorden ga halen die ik schrijf evenmin als Hawking en Hertog wisten of weten vanwaar het is dat het Universum er gekomen is.
Hun raadsel is dus ook het mijne en het is maar goed dat er dergelijke raadsels zijn om ons bezig te houden. Ik beken dat ik er toch elke dag even aan denk en dat dit zo zal zijn tot ik Hertogs ‘Het Ontstaan van de Tijd’ heb geplaatst in zijn rek, geborgen tussen de andere boeken waarvan vele ook handelen over het grote raadsel dat het ontstaan van het Universum is en blijft.
Het beste is eigenlijk te aanvaarden dat het er is en, gezien het er is, er een reden moet zijn dat het er is anders zou het er niet zijn. Bevreemdend is het feit dat het er is omdat wij er zijn om het vast te stellen, zonder ons was het er totaal onbesproken, zoals er misschien duizend Universums zijn in het Heelal naast dit van ons.
Ik heb dit niet expliciet gevonden in het boek van Hertog, wel dat we erin betrokken worden, dat het Universum van binnen in moet bekeken worden en niet als een toeschouwer van buiten uit. Ik besluit hieruit dat we een noodzakelijk element uitmaken van het Universum en dat zonder ons er geen Universum zou zijn.
Aan deze innige integratie houden we niet alleen een materiële binding aan over maar ook een ‘geestelijke’ binding.
Een binding met de geest in en van het Universum die ons eigen is.
|