‘Verbazend veel aan potentie heb ik nog’, schreef ik gisteren, maar is het zo, overdrijf ik niet om me beter te doen begrijpen? Want wat ik eigenlijk bedoelde is dat ik blijf de goesting hebben te schrijven, hoe moeilijk ook het typen met een totaal ongevoelige wijsvinger - om van de andere niet te spreken - moge geworden zijn. Echter de hinder weegt niet op tegen de goesting ik leef me dus uit, na mijn wandeling in de veldbloementuin, met waar ik nood aan heb, want hoe zou ik het anders overleven?
Ik besta dus nu uit de kleine dingen van het leven, of liever het zijn de kleine dingen die me voor het ogenblik bezighouden. Ik heb het gefilosofeer over leven en dood afgelegd, voorlopig althans, het zijn dingen die wachtende zijn. Ik heb genoeg aan mijn geblokkeerde rechterhand om te weten wat van waarde is om mijn dagen door te brengen, vooral dan de nachten zonder al te veel slaap, zijn een doorn, zijn soms een obsessie waar ik moeilijk aan ontkom, de morgen – het gezang van de merel - telkens een verlossing zijnde.
Dankzij jullie houd ik stand. Wie zou ik zijn zonder die band met jullie, zonder de gelegenheid die ik heb me elke dag, om het even op welk uur, te richten tot jullie en te vertellen hoe het met mij gesteld is opdat ook ik het weten zou in welke wateren ik me bevind als ik de zeilen hijs om de dag tegemoet te gaan, denkend aan Dante toen die op het punt stond het Vagevuur te betreden.
Een vergelijking die niet zo mis staat, want ik ook voel soms het Vagevuur in en om me heen. Het vuur dat brandt in mijn hand en dat ik niet stoppen kan, zelfs niet met ijsblokjes.
Ondanks dit gaat het goed met mij, zoals met de bloemen, de bijen en de vlinders in de tuin.
|