Ik zit nog altijd in een diep dal. Ik zit op de bodem van de stroom in het dal tussen de salamanders en de watertorren. Weinig meer wordt me gegund, de toppen van de vingers van mijn rechterhand zijn nog steeds gevoelloos. Ik kan enkel afwachten en mijn gedachten ongeschreven opsparen, ergens of nergens.
Maar terugkomen zal ik.
|