Hoog op de rots gezeten, hier verbleven in het absolute van het licht, er ons ademen wind en water is en verderaf
herinnering aan hoe we er waren en hoe we er hadden kunnen zijn.
En al wat zichtbaar en wat onzichtbaar is geregen aan elkaar, verweven in een kwantumwereld, door het woord bezeten.
Uitgeschreven al zoals het hoort op folio’s oud papier:
stil geluk daar te zijn en van het schrijven.
We zijn er veel gebleven en er teruggekeerd.
In een lichte geur van vlier en sternanijs aan Rilke er gedacht,
op de noen.
|