De morgen is een opstaan uit het droomgebied van de nacht, om in het vroege licht de dingen te zien en te weten dat je terug levend bent en, levend zijnde, je te bewijzen hebt dat ook je geest terug is opgestaan als je neerzit en dankbaar bent dat je schrijven kunt.
Het is maar dat je ‘533, een dagenboek’ van Cees Nooteboom aan het herlezen bent en dat je hem nog eens, in de marge van je dagen, meeneemt met jou als je je beweegt in het huis. Hij is er als een vriend die je gezelschap houdt en samen met de muziek van Klara je eenzaamheid opvult, zelfs als je hem niet leest zal hij er zijn. Je zult de dingen anders zien, minder de noodzaak iets te moeten doen, meer de vreugde het te mogen, het te kunnen doen.
Het is maar dat je anders denken/werken zult, daarom niet wijzer, maar met een grotere nauwgezetheid je woorden zoeken zult, omdat je voelt of meent te voelen dat hij van uit zijn woorden in het boek letten zal op wat je schrijft en vooral hoe je het schrijft.
Het is maar dat je terugblikt, zoals hij het doet, op wat je achterlaat van je dagen dat een warm aanvoelende bol wol werd, opgerold door de hand van moeder, waarvan je als kind, als jonge man, de streng hebt opgehouden met je beide armen gestrekt. De bol wol die je in de handen houdt, de draad ervan de dagen zijnde, het voorbije van je leven zijnde: herinneringen, die nu voor een laatste maal dag aan dag worden afgerold, tot er niets meer resten zal om over na te denken.
Het is maar dat je hier al een tijd aan begonnen bent, al lijkt het er niet op.
Het is maar dat je gelezen wordt door kenners met een rijke bibliotheek aan boeken en documenten die je graag helpen willen om aan te scherpen wat er al geschreven staat; je hen dankbaar bent.
Het is maar dat uit al deze ‘maars’ de idee is ontstaan dat het doen van je uiterste best, niet voldoende is, dat het altijd nog beter kan, dat het altijd het bestaande overstijgen moet, anders ingekleurd moet worden voorgesteld, uitgediept tot op het bot, wat heel moeilijk te bereiken valt.
Het is maar dat je het schrijft opdat geweten zou zijn dat je, ondanks al je onvolmaaktheden, je toch blijft verder gaan, én met het lezen van Nooteboom én met te trachten de kwaliteit van zijn woorden te benaderen, maar zeker niet hem te overstijgen.
Het is maar dat het niet fair zou zijn als ik dit betrachten zou.
Het is maar, dat de ene dag niet de andere is, dat je niet wijken wilt en dat je hoopt dat men je hierbij tegemoet zal komen en men je blijven lezen zal.
Het is maar dat de dag die zich opent tot nu toe altijd raad heeft gebracht, dat het amper morgen is, dat je de voormiddag nog hebt en dat ook de namiddag soms verheldering is, vooral dan naar de avond toe en de cirkel zich sluit op de nacht.
Het is maar dat het woord je meester is en dat je dag erop is afgesteld.
|