Ik hoop elke avond als ik slapen ga dat de ‘nacht-Muze’ me zal vertellen wat ik de volgende morgen schrijven moet of kan. Soms gebeurt het - meer of minder dan soms niet - maar ik hoop het toch en blijf het hopen. Het is telkens een poging om de dageraad voor te zijn en om klaar te komen vóór het licht. Een ‘truc’ eigenlijk zoals er zovele zijn om te bereiken wat je bereiken wilt.
En dan stel ik me de vraag, als jullie slapen gaan, zijn jullie ook benieuwd met wat ik de volgende morgen, voor de dag er is, ga verschijnen, of is het niet de minste zorg te weten of ik er nog zal zijn of niet? Is er bij jullie en bij mij eenzelfde gedachte wat betreft de prestatie die wordt afgeleverd?
Of hoe bestaan we, welke gewoontes hebben we aangenomen en welke momenten zijn er in ons dagelijks bestaan die boven de andere uitsteken of, zijn er helemaal geen, is alles je eender en koester je geen verrassingen meer, zeker niet de blog van mij?
En ik die maar verder ga zonder om te zien, welke ook het antwoord op mijn vragen zou zijn; stoïsch verder ga met mijn woorden, alsof deze een eigen leven kennen zouden en alleen tot doel hebben er te staan, samen met het licht als de dag zich opent.
Nuchter als ik zijn wil is het op deze wijze dat ik mijn woorden toevertrouw aan het internet; van het ogenblik dat ze er staan ben ik ervan verlost voor enkele uren, langer niet want onmiddellijk bijna dringt zich een identieke vraag op, een vraag die opnieuw zijn antwoord zoeken moet.
Ik had dit niet voorzien als ik, aangespoord door het voorbeeld van José Saramago met mijn bloghistorie ben begonnen in mei van het jaar 2010, een tijdje al die nodig was opdat het een gewoonte worden zou voor mij.
Eigenlijk is het dagelijkse ervan er te veel aan, maar het is ook omwille van het dagelijkse ritme ervan dat ik heb kunnen volharden en wellicht jullie ook. Er is de grote zekerheid dat ik er zal staan de volgende morgen.
Mijn toestand zijnde wat hij is, zijnde hoe ik me voel en hoe ik vaststellen kan nu ik er een saturatiemeter op na houd, hoe het gesteld is met mijn hart, is die zekerheid afgezwakt.
Weliswaar, ik ga verder en blijf nog altijd verder gaan, tot ik zijn zal waar er niet meer geschreven wordt, eventueel zelfs niet meer nagedacht.
Het is maar dat ik jullie verwittigen wou, zoals ik me verwittigd voel. Ik heb nochtans nog heel wat te doen. Dit is de sfeer in mij die ik meedraag: ik hoop dat een van mijn kinderen, klein-of achterkleinkinderen, het aanvoelen zal - zoals Stefan Hertmans het aanvoelde met het dagboek van zijn grootvader in de handen - om van mijn geschriften een zaak te maken, op welke wijze ook het gebeuren moge, hij of zij krijgt mijn zegen.
|