Zoals het voorspeld was door een jonge vrouw die totaal onverwacht mijn linkerhand vastnam even met haar vingers over de lijnen ervan liep - het was in Fucine een dorp in Noord-Italië, op de weg naar de Bernina-pas – en me zegde dat ik iemand was die het woord lief had. Ik vond het een speelsheid toen.
Als ik zie waar ik nu sta, dan vertelde ze me iets waar ik vandaag aan het ten onder gaan ben. Want het is zo, het woord heerst over me en ik laat begaan, ik verzet me niet en wat erger is, ik volhard erin.
Maanden geleden of is het al een jaar, of is het elke dag was en ben ik nog altijd bezorgd om wat er ooit gebeuren zal met al deze geschriften, of deze een literaire waarde hebben en of ik niet trachten moet ze te vereeuwigen of tenminste een poging doen om ze met zekerheid te bewaren voor de geslachten na mij.
Ik denk niu aan Cees Nooteboom en zijn ‘533 Een dagendagboek’ dat ik las, uitgegeven met enorm veel zorg in 2016 door de Bezige Bij. Ik zie me wel niet als een Nooteboom, maar ik meen toch te weten dat ik in de loop van de jaren enkele literair-waardige blogs geschreven heb. Moet ik die laten vergaan tot stof negerend al de moeite die het me dag aan dag gekost heeft om deze te schrijven en, heb ik nog voldoende tijd om mijn blogs vanaf mei 2010 tot op heden te overlopen en er de beste uit te kiezen en op te kuisen/aan te passen waar nodig is?
Kan ik het aan? Kan ik het aan? Ten eerste, de duizenden die er zijn te herleiden tot een paar honderd en de overige te laten vallen alsof ze nooit bestonden en, ten tweede de moed opbrengen eraan te beginnen en te volharden tot het einde en, ten derde vast te stellen dat geen enkele uitgever ze willen zal om ze uit te geven in een boekvorm, die de woorden van Nooteboom gekregen hebben?
Ik ken wel iemand die me wekelijks tweemaal bezoekt om me te verzorgen zoals het hoort en die, als ik het hem vertel me aansporen zal om het te doen en niet alleen aansporen maar ook aandringen om vol te houden door me bij elk bezoek te vragen hoe het er mee staat en waar ik al aangekomen ben.
Het is een beslissing die ik nu te nemen heb, vandaag en niet morgen want morgen is het te laat, misschien is het zelfs nu al te laat en heeft het geen zin eraan te beginnen.
Het boek van Nooteboom beslaat, ruw geschat 80.000 woorden, ik moet die kunnen halen, beginnende met mijn allereerste, deze van mei 2010. Ik moet ze niet dateren, enkel nummeren. Ik moet ze ook geen titel meegeven, het zijn kronieken van een kleine man die meent grote dingen te hebben geschreven.
Ik laat die man in zijn geloof, ik noem hem Ugo Carl d’Oorde, een naam die beter klinkt dan Karel Lodewijk Mortier.
Ik zou er onmiddellijk kunnen aan beginnen nu mijn blog voor 20 februari geschreven staat en ingelogd.
Of is het maar een fantasie van de dromer die ik ben, maar dan toch ‘una quasi fantasia’ zoals Beethoven er een sonate over componeerde.
Ik droomde even of, was het geen droom?
|