Gisteren een vreemde dag en een even vreemde blog die ik schreef, een om vlug te vergeten of zich er vragen over te stellen of nog, om lang te onthouden.
Vraag niet wat me bezielde, de woorden zijn gekomen en ik heb ze genomen, zo maar, blij dat ze er waren op tijd en in een aanvaardbare, eerder mysterieuze orde met een wazige achtergrond. Hoe schrijft men zo iets indien er geen Jorge Luis Borges ware geweest?
Je denkt dikwijls aan hem als je schrijven gaat of in de nacht als je wakker ligt welk vreemd betoog je nu helpen zal om je geschrift de nodige stuwkracht te geven en het op een porseleinen schotel aan te bieden aan de vrienden en kennissen, eenzijdige echter, want zij kennen jou maar jij kent hen niet.
Het zij dan zo want ‘Bist du bei mir?’ zingt Johann Sebastian Bach en hij vertedert je, hij jaagt je in de touwen waar je stil zult blijven, ogenblikken lang luisterend alsof je in een andere wereld ware terecht gekomen, zo plotseling alles achterlatend wat er al schreven staat en nu opnieuw begonnen.
Bij het openschuiven van de gordijnen op een nieuwe dag, je afvragend toen wat deze je brengen ging en voelend nu dat het licht je omhelst, zoals je vroeger soms omhelsd werd zo dat je er stil bij staat met warmte om het hart en je haar vraagt ‘Bist du bei mir?’, zij binnen gekomen met de stroom van licht, ons beide omhullend met een aura van zilver. Of hoe de muziek van ‘Klara’, de getrouwe, je eens te meer in de ban heeft.
Het gebeurt dikwijls in de dag dat de muziek herinnering is, een soort gebed is zelfs. Je weet zelden hoe het te ondergaan omdat het er zo plotseling is, zo onverwacht het je omkneld houdt met een gevoel van inner-vreugde, er nog te zijn en die enkele ogenblikken die boven alle andere uitsteken te mogen beleven.
Veel meer heb je niet, maar het volstaat enkele ogenblikken dat het leven je bedient, gul met volle maten het in jou wordt opgenomen als balsem en wierookgeur dat je meegeven zult tot in het scherpste van je woorden waar het vastgehouden wordt voor een lange tijd.
Zo vereeuwigen het ‘Bist du bei mir?’ kleine momenten van vreugde, lijk van bloemenweiden waar je ooit waart. Je het niet zoeken moet, het wordt je aangereikt met haar, zij met de bundel gedichten in de hand, die ze luidop lezen zal, later als het licht verstilt, je weet het nog, je zult het altijd nog weten, dat wat veraf is nu en toch zo dichtbij nog gebleven. Het wordt je toegereikt.
Ik weet ik ben afgedwaald, maar er was een ‘Bist du bei mir?’ van Bach - die goddelijke Bach bij momenten – en ik was verloren. En vergeef me als ik de weg verloren heb en gebleven ben waar ik terecht gekomen was, voor enkele ogenblikken die zich nu gaan vermengen met al wat ik doen zal vandaag.
Of het nu veel is of weinig, ze zal er zijn staande met een bundel gedichten in de bloemenweide. En de avond zal komen en de nacht, om te verzwijgen van wat nog overblijven zal.
Zo weet ik het, zo wens ik het.
|