Weinigen lezen me maar ik blijf schrijven mijn halsstarrigheid een eigenschap zijnde of een ziekte, ik houd me geketend aan wat ik, nu al meer dan eigenlijk nodig, aan het doen ben. Je zou er kunnen bij duizelen maar toch het gebeurt en wat meer is ik ben niet zinnens er van af te zien, in de zin het achterwege te laten.
Zelfs al is het geen simpel gedoe maar een kwestie meer van moed en doorzetting dan van kunnen, maar het sterkt me, het geeft me levensvreugde en die heb ik meer dan nodig. Vooral nu als kleine voorwerpen die ik vind herinneringen oproepen die me neerhalen en me slaan met een droefheid, moeilijk om dragen zonder vochtige ogen, opwellingen van een kind dat zijn moeder zoekt.
Zo besta ik in deze dagen en het zal wellicht nog een eind duren vooraleer het een normaal gesprek zal worden met jullie en dan ook met anderen die me niet lezen, omdat ze er de tijd niet voor nemen, of simpelweg omdat het hen helemaal niet interesseert te weten hoe ik bepaalde momenten van mijn leven doorbreng, wat natuurlijk hun volste recht is, ik ook ga niet kijken in wat anderen om me heen te vertellen hebben, ik heb genoeg aan mezelf.
Ik wil me dan ook niet opdringen, ik schrijf mijn ‘ding’ en laat het tijdig los, het goede reis wensend en, of het wordt opgemerkt of niet, het belet me niet elke dag te herbeginnen en zeker niet ‘met de moed der wanhoop’ die ken ik niet, eerder als een van de geplogenheden om mijn dag door te brengen op een met gedachten gevulde wijze, wars van elke luiheid of gemakzucht.
Ik situeer me aldus op de voorplecht van het leven, vooruitziend op wat op mij afkomt met grote snelheid, want we schuiven het jaar binnen, een halve maand zit er bijna op, but not largely wasted, er rest iets van het nauwelijks voorbije van het jaar. Het staat geacteerd, al is het niet in de boeken van de wereld het is dan toch in die van mij. En dit volstaat me want het zal er nog zijn na mij en zelfs indien niet, ik heb dan toch bij leven de vreugde gekend een inspanning geleverd te hebben, en de inspanning volstaat, want ‘for us there is only the trying’ wist mijn ‘vriend’ T. S. Eliot – hij was wel niet ‘mijn vriend’ maar ik zag hem als een vriend.
En als je weten wilt hoe ik eindigen wil vandaag?
Wel het is ‘Nacht op een kale Berg’, een symfonisch gedicht van Modest Moessorgski, uitgebeeld zoals ik het in mijn geheugen nog houd door Walt Disney in zijn ‘Fantasia’, zonder hem had ik dit muzikaal gedicht misschien nimmer gekend.
Het loont de moeite of je hem nu kent of niet, de ‘berg’ eens op te zoeken om een afdruk te hebben van de Russische ziel in andere, betere tijden. En dan vooral herkenbaar in de laatste noten: de componist terug in zijn vertrouwde woning, zittend voor zijn klavier, zoals ik voor dit van mij.
‘Klara’ natuurlijk die me verraste met de oud-bekende Moessorgski.
Wat zou ik zijn zonder ‘Klara’.
|