Ik weet dat ik er niet altijd in slaag verwondering op te wekken, want deze van jullie is ook deze van mij, hoe vreemd dit ook moge klinken, ik kan jullie enkel verwonderen als ik erin slaag met wat ik schrijf mezelf te verwonderen.
En dit is waar ik telkens mee geconfronteerd wordt. Maar almachtig – todopoderoso – ben ik niet. Ik heb mijn goede ogenblikken en mijn minder goede en ik meen te weten van het ogenblik dat ik begin welke kant het zal uitgaan - al vergis ik me soms - om deze reden ook is er bij momenten de neiging terug te gaan naar herinneringen die zich in de loop der jaren, zoals de jaarringen in de stam van een boom, hebben opgestapeld. Ik kan alle jaarringen samen zien en van hieruit vertrekken, maar ik kan er ook één jaarring uit kiezen en deze voorrang geven op alle andere, om aldus de ring die zich aan het vormen is richting te geven en ermee aan te vullen.
Dit is wat meestal gebeurt, dit is waar het om doen is, en zoals de aard van de seizoenen hun afdruk laten in de jaarring, zo ook laat tezelfdertijd, mijn spirituele gelaagdheid van het ogenblik zijn sporen na. Het komt neer op een soort bevruchting van wat was en nu als nieuw tevoorschijn komt.
Dit is dan de wijze waarop alles verloopt in mijn werk, in mijn geschriften. Zo sta ik in het leven als schrijver van blogs, eenzamer dan eenzaam, in feite onwetend over het effect ervan.
Ik zette vooraan in mijn boek een zin van Paul Auster in mijn boek over de eenzaamheid van de [1]. In feite als ik erover nadenk heb ik deze gedeeltelijk overwonnen die de gesprekken die er geweest zijn, maar het is duidelijk dat elk geschrift momenten zijn van een ‘alleen-zijn’ met het woord in jou.
En dan, welke kans maak ik om vanuit dit alleen-zijn gehoord te worden, welke kans maken mijn jaarringen ooit in hun globaliteit gehoord/gelezen te worden. Wie zal er in slagen deze toevoegingen van mij te interpreteren als zijnde tekens van eenzaamheid?
Een vraag die andere vragen oproept. Ikzelf kom er niet verder mee., ik blijf wie ik ben: een steller van vragen die ik oplos met andere vragen.
Het leven is meer een zoektocht dan een pelgrimstocht. Elke dag ben in op weg op de tast in het oneindige van de geest. Soms kom ik ergens, soms kom ik nergens, maar ergens of nergens heeft geen belang, van belang is dat ik op weg ben naar, vooruitkijkend, en dankbaar het te zijn.
[1] Every book is an image of solitude. It is a tangible object that one can pick up, put down, open, and close, and its words represent many months, if not many years, of one man’s solitude, so that with each word one reads in a book one might say to himself that he is confronting a particle of that solitude.
|