En we gaan verder alsof er sedert de blog van gisteren niets gewijzigd is, alleen het nummer van de dag in de maand, de naam van de dag in de week. Maar als ik vandaag voor mezelf eens uitmaken wil wie of wat belangrijk is geweest voor mijn vorming dan moet ik in de eerste plaats drie personen vernoemen die mij het sterkst hebben geholpen zonder dat zij er weet van hadden of hebben en hen in een zekere zin, vereeuwigen, dan vermeld ik zonder aarzelen: Meester Van Oudenhove van de gemeenteschool van Oordegem die me Jules Verne leerde kennen en me de eerste lessen Frans gaf; vermeld ik een zekere Jan De Win, een collega in de Bank, die me Maurice Gilliams leerde kennen en, een grote heer in de klassieke muziek, een andere collega, Leonard Hoedervangers, die me Gustave Mahler bij bracht.
Later, maar dit is een eigen vondst geweest, is er Jorge Louis Borges geweest die me Dante suggereerde; is er Thomas Stern Eliot geweest en zijn ‘Four Quartets’; is er, dankzij John Steinbeck de ‘King James’ versie van de Bijbel van 1611’ geweest; Fabre d’Olivet dankzij zijn boek in de etalage van een boekenwinkel in Brussel; Immanuel Velikovsky dankzij zijn verschijning op tv.; Kamal Salibi dankzij een reis in Yemen; Fritjov Capra’s ‘Tao of Physics’ dat een revelatie was een inleiding tot ‘The New Physics’; alles samen is er een ‘rimbambelle’, een sliert van schrijvers en componisten geweest, de ene aangebracht door de andere, te talrijk om hier op te noemen, om toch maar het ‘Evangelie van Thomas’ niet te vergeten, noch Saint-John Perse, noch George Steiner, noch honderd en meer andere.
Over de jaren heen hebben zij allen, de ene wat meer en wat dieper, wat vreemder, wat uitzonderlijker gericht, maar van allen is er iets overgebleven in mij, heb ik ze allen gebruikt als springplank naar wat ik meende te mogen, bij momenten, te moeten verkondigen.
Wie zou ik geworden zijn en hoe waren mijn dagen verlopen, zo uitgestrekt als nu, zonder mijn omgang met hen, mijn drang naar hen, mijn bewondering voor hen, mijn gesprekken met hen; zijn zij aldus niet allen de grondleggers geweest van wie ik ben en van de blogs die ik dagelijks schrijf?
Ook van het boek dat ik schreef zoals ik mijn blogs heb geschreven, niet als een stortvloed, een waterval van vlug te vergeten woorden, maar van wijd uitgesponnen woorden, van gedachten zoals het vloeien van de Mississippi in New Orleans.
Het is dus niet zoals voor velen die ik ken Jezus geweest die groot bepalend is geweest voor hun leven.
Zoals het ook niet was voor wie ik nu aan denk, voor Stephen Dedalus uit ‘A portrait of the artist as a young man’ van James Joyce. Hij ook wou niet, in het spoor van Jezus verder gaan toen hem de vraag werd gesteld. Want dit is heel wat anders, heel wat gevaarlijker, heel wat alles opslorpend, je hoop stellen in wie Jezus was. Velen onder mijn kennissen en vrienden zijn ervan teruggekeerd, anderen, gelukkig voor hen, zijn gebleven.
|