Er is een ogenblik leegte eens mijn blog geschreven staat, een stilstand van de geest, zelfs van het ‘er zijn’. Dit overkomt me telkens na mijn schrijfbeurt. Het zijn praktisch de enige ogenblikken van rust die ik ken, deze van gedaan te hebben wat gedaan moest worden en de voldoening ervan, want eens ingebracht is het mijn zaak niet meer, wordt het de zaak van de lezer.
Ikzelf zit dan aan de ontbijttafel, in gedachten nog even overlopend wat ik schreef, een ver beeld ervan dat zich traag oplost. Van dan af ben ik vertrokken voor een andere tocht, naar een andere tuil van woorden.
Je tracht het te zeggen zoals de overgang ongeveer is, alsof je blog, eens ingelogd, het einde van je dag al is en er tezelfdertijd een nieuwe dag begonnen is. Eigenlijk dacht je er nog niet aan, maar het is op deze wijze dat je tijd is ingedeeld in neergeschreven monologen. Een vreemde wijze van leven dat je je toe-eigende zonder er ooit bij stil te staan of, ‘moeder, hoe leven wij’, hoe vullen we onze dagen als het niet met woorden zou zijn?
Overdreven natuurlijk, er zijn tal van andere zaken die ons bezighouden maar dan geen zaken die je beleeft met eenzelfde intensiteit, het zijn bijzaken, als dit woord bestaat, zaken die je er bij neemt maar alle staan ze in het teken van je blog: ‘Een man en zijn blog’ ware een veelzeggende titel voor een boek dat je niet zult schrijven hoewel je er alle dagen over ‘zeurt’ en ermee begaan bent.
Hier stop ik even.
Hier blik ik terug naar wat ik me vanmorgen heb verteld - ik aan mezelf - het belang dat het woord heeft in mijn leven, zo dat het me gegeven is te oordelen hoe ver ik nog af ben van de dood van wie ik weet dat hij me opwacht ergens in een oord dat ik niet ken, op een ogenblik tijd dat ik niet ken. Ik weet het zonder eraan te denken omdat het me weinig deert.
Ik zou er verder kunnen overschrijven maar ik wil niets provoceren, ik wil de dingen op hun beloop laten en ook, ik kan er helemaal niets aan wijzigen, ik weet alleen met grote zekerheid dat het iets is dat op mij afkomt, niet lijk een kogel – zoals het gebeurt, soms, in deze wereld – maar lijk een appel die valt van een boom laat oktober.
Denk ik dat het zo gebeuren kan en mag. Wat dan een wens zou zijn die in vervulling gaat, een soort van toekomstmuziek met tromgeroffel.
Maar veraf of dichtbij het deert me wel. Ik heb, meen ik, nog heel wat te presteren, te schrijven vooral: het woord lief te hebben zoals ik het korenveld van gisteren lief heb als ik zie hoe duidelijk getekend de aren er staan. Wat een vreugde het is dit te zien en te beleven al is het maar op een foto genomen door een kunstenaar van bij ons.
Gelukkig het ogenblik ervan dat ons bereikte, en geloof me, ons diep beroerde.
Dit is dan mijn 11 juli vandaag. Wat onsamenhangend.
|