Hoge bazuinen jagen aan de vijver de reigers weg, de aalscholvers en de merels, toch heb ik deze dag uitverkoren om er te zijn zoals ik er zijn wil, ineens uitgelaten en intens, alsof nieuw geboren.
Voel ik me met voile omhangen en beschermd, besproeid met wijwater, met walm uit het wierookvat en de geur van kaarsen, eens uitgedoofd, om me heen, maar toch nog niet klaar om af te reizen.
Heb nog heel wat af te maken, heel wat te voleindigen, na van vele zaken geweten dat geduld en nederigheid de hartslag is, maar het niet altijd toegepast, verwikkeld als ik was in vreemde theorieën over hoe het Heelal ontstond, hoe de mens erin verweven, hij, het toch nog niet klaar en duidelijk zag, later dan misschien, als zijn tijd gekomen is.
Ik, mijn kleine, onopgemerkte ik, nu nog altijd zweer bij plaatsen die ik ooit kende, aan zee en in de bergen en, bij de huizen en de straten al waren het maar de Romaanse kerken van Brancion en Druyes-les-belles-Fontaines; al waren het maar dankzij de boeken die ik las, de zinnen die ik ooit schreef, een pijniging van te hoog gegrepen woorden die afkwamen op mij lijk met schuim omrande golven of, lijk zwermen ‘chouka’s’* in de bergen, krijsend.
Al wat van die tijd toen was, ik nu terug ben gekeerd naar het land waar ik geboren ben, ik, de plaats terug gewonnen: de holle weg begroeid met thymus, absint en duizendblad waar ik was, het licht als une symphonie des psaumes.
Als levende tekens woorden predikend, genadeloos aanhoudend dat de dood een nieuw beginnen is, een voortzetting van wat was voor we er waren. Alsof dit zo vreemd zou zijn, zo ongerijmd, zo uit de lucht gegrepen. We beter hier nog wat blijven om te zijn wat we tot op heden nog niet waren, een baken van poëzie die ons brengen zal, ons voeren zal inwaarts de zeeën en de oceanen, de vlakten van de geest en van oneindigheid. Hopende te keren waar we vroeger waren, betoverd en omringd met koralen van Johan Sebastian Bach.
Tegenwoordig zijn er boeken die nog verder reiken, al kennen we ze niet, om bij te dromen en aldus te vernemen dat we uit de Grote Geest geboren zijn om er ook te keren eens de weg hier afgelegd.
Het is tot deze woorden hier dat ik geraakt ben deze morgen. Heb er niet lang over nagedacht of ze passend zijn. Je kunt niet alles schrijven dat ontvankelijk is, je kunt er soms eens naast zitten, eens te ver gewandeld in het onbestaande bestaan van de droom die je meenam naar waar je nog niet bent geweest, een plaats die je later kennen zult als de sluizen van het leven zich sluiten zullen op jou en je geschriften.
Elke triomf overbodig zijnde.
*kauwen
|