Wat bezielt een kind dat componeert in beeld en kleuren alsof het de noten waren voor een sonate of zelfs voor het begin van een symfonie, noten zo uit haar opgestaan lijk een veld waterlelies uit de vijver.
Hoe is ze al ingesteld als ze een wit blad neemt en begint te tekenen, welke drang zet haar ertoe aan, de eerste lijnen, de eerste vormen neer te zetten van wat ze nog niet weet wat het worden zal.
Ze heeft een vaag idee en eraan werkend, erover nadenkend, leeft en groeit de idee: het aangezicht van kinderen, dat ze in elkaar schuift en neerzet in één gelaat in elkaar gegoten, perfect op haar manier, heerlijk overkomend: ogen uit alle windstreken die kijken, open en vrank, een blik die vraagt naar wat er van de wereld is, en wat zij ons te zeggen hebben.
Veel tijd heeft ze niet nodig, uit de aangezichten groeit het overige veld, harmonisch en kleurrijk gespreid over het blad en het wordt een tekening in klank en beweging.
Ze is elf en haar naam is Roos.
Ze is haar eigen meester, het is haar creatie, een geschilderde tekening, enig, lijn na lijn, kleur na kleur, beeld na beeld in detail opgesteld. Spontaan heeft ze genomen al wat bij haar, eraan werkend, is binnen gevloeid, haar hand, haar vingers glijdend over het blad en er is ontstaan, zonder de minste hapering, wat ze wou dat ontstond omdat ze uitzonderlijk de vaardigheid bezat om het te doen. Ze was niet meer een leerlinge, ze deed het op een wijze, o, zo lichtvoetig en toch zo gevoelig en veelzeggend in een palet van kleuren eigen aan een groot meester.
Ze verraste haar ‘omie’ ermee. Deze zag het gebeuren onder haar ogen, deze niet begrijpen kon dat ze op haar leeftijd al tekende wat op korte tijd ontstond, dat kleine ding van een meisje, de parel van haar dagen, Roosje, die even maar een tekening opzette en voltooide in een mum van tijd.
Het was ook mijn verrassing toen ik de tekening binnen kreeg van de ‘omie’. Het sprankelende erin is enkele dagen blijven liggen in mijn gedachten tot ik er achter kwam dat de tekening me vergezelde op mijn wandelingen in het landschap van het woord.
Hoe rijk de tekening is opgebouwd, hoe vlot het spel van lijnen én van kleuren, een versnapering in de wereld die van het beeld is, niet de wereld van het kind-zijn, maar van een beginnende volwassenheid.
Doe ik er verkeerd aan haar talenten op te hemelen, brengt het haar iets bij?
Ik weet het niet, ik ben afgegaan op de, mag ik het zeggen, de verering van de omie, en met reden, voor de kunst van haar kleindochter, Roos Goorman.
Ze is de parel die zij er in ziet en die wij, als toeschouwer, in een zekere zin ondergaan.
Het treft mij in het bijzonder omdat ik er mezelf in terug vind. Ik ook sta elke morgen voor een wit blad dat ik vullen moet met het in gang zetten in mij van een creatief proces.
Ik zeg haar hier, en ze kent me heel vaag, bravo Roos, kleine meid maar grote kunstenares.
Bravissimo!
|