Ik sta verbaasd dat er nog schrijvers zijn die God lichtzinnig zien als zijnde ‘iemand’ die het voor het zeggen heeft, die zou optreden als het hem bevalt, en zich wegtrekken als zijn tussenkomst het meest dringend is, en, zoals vandaag, waarom hij zich niet duidelijk zichtbaar opstelt tegen Poetin en consoorten.
Ik denk dat de Paus het al weten moet dat gebeden hier niet helpen, dat de God die we aanroepen, eigenlijk niet veel zaaks is, maar liefst - zijn rang staat op spel - het altijd nog niet laat blijken en verder gaat in wat we het ongewisse zouden kunnen noemen en dit, zelfs met zekerheid.
Waarom, antwoord ik hen, waarom niet, al was het maar één ogenblik, denken dat God een metafysische God is, dat zijn uiterlijke, zijn lichaam, het ganse Universum is en er ook noodzakelijkerwijze, een binnenste moet zijn, dat enkel geest kan zijn.
Zoals ons lichaam een mini universum is met er binnenin of er omheen, het deeltje - eruit overgenomen - spiritueel vermogen dat ons eigen is.
Ik zelf kan, in elk geval, leven met deze idee. Al had ik wel gewild dat er nu een God was die Poetin meer dan op de vingers tikken zou, weet ik, zonder de minste twijfel, dat ik deel ben van dat uiterlijk én innerlijk Universum en dat ik dat innerlijke, God zou kunnen noemen ware het niet dat die naam zich verankerd heeft in de Bijbel waarin hij voor komt als een God die handelend optreedt en, zoals ik zie en hoor, vandaag, definitief uitgeschakeld wordt, zijn kerken leeg gehouden of als goddeloze ruimtes gebruikt.
Dus, waarom, als er nog over ‘in God geloven’ gesproken wordt, men het altijd heeft over de God die, vanuit zijn observatiepost in de wolken, gesitueerd boven de aarde, ons in het oog houdt.
Heeft men nog steeds niet ingezien dat het precies die God is, waarover zij, die er niet in geloven, spreken en dat ze niet verder denken dan aan die God, als over Hem geredetwist wordt?
Persoonlijk vind ik het achterlijk, is het pregalileïaans, deze God uit te dagen, want natuurlijk heeft de schrijver gelijk als hij zegt dat deze niet bestaat.
En, dit is eigenlijk alles wat ik er nogmaals over kwijt wil, omdat ik een zoveelste blog te schrijven heb en ik zeggen wil dat het gebruikelijke gebed in niets helpen kan.
We beginnen dit te weten, dan toch heel wat onder ons. De waarheid over het bestaan van een God, vooral dan deze van Spinoza, wordt ons duidelijk, hoewel het voorbarig is zich te wagen aan een te definitief afgelijnde voorstelling. Want elke zekerheid die naar voor wordt geschoven is slechts een pogen, zoals trouwens die van mij, om nader te komen tot wat ooit – indien dit ooit komen zou – als De Waarheid kan gebeiteld worden in het hardste marmer.
Ik ben dus weinig verder gevorderd met een definitieve uitspraak over die fameuze God, waar al duizenden jaren over geredetwist wordt.
We zien de echte niet, omdat we blind geslagen zijn door die God die moet aanbeden en uitgedragen worden onder een baldakijn over straten met lentebloesems bestrooid: de God van onze jeugd.
Gelukkig echter dat Hij er was (er geweest is), want wat we ook doen Hij zit in onze genen, en meer bij diegenen die hem afstoten dan bij diegenen die zijn aanwezigheid stilzwijgend, onder een hen eigen vorm, niet alleen dulden maar met de hoogste verwondering waarnemen.
En als Michel Onfray in zijn boek over de ‘ateologie’[1], ik kocht het destijds en las het in Spanje, elk magisch denken verbiedt – impidiendo el pensamiente magico - dan had hij moeten beginnen met het lezen van de ‘QED, Quantum Electrodynamics, the strange theory of light and matter’, van Richard Feynman[2]. Pas na Feynman kun je eventueel beginnen denken wie God is en wat Hij is, en niet na de Bijbel te hebben gelezen.
Voor mij is het in het domein van de metafysica dat wetenschap en religie zich moeten ontmoeten. Komt die ontmoeting er niet dan vrees ik het ergste, want een beschaving zonder het sacrale bloedt leeg, is ten dode opgeschreven.
Ik denk dan ook aan hen voor wie de God van oudsher, hun redding is, hun hoop en hun sterkte en die ik, zij het van ver, volgen blijf met, ik beken het, een zeker heimwee.
[1].Michel Onfray: ‘Tratado de ateología’, traducción de Luc Freire, Editorial Anagramma, Barcelona 2006. [2]Richard Feynman ‘QED’, Penguin Books, 1985
|