Hoe kan ik, 365 dagen lang, elke dag mijn blog beginnen met een nieuwe zin?
Ik stelde me nooit deze vraag. ik denk dat ik het kan over een lange periode, maar dat het nu en dan wel eens gebeurt dat ik op een vorige terugval, én, dat je het aanvaarden kunt en zo tactvol bent me er niet op te wijzen.
Laat het ons zo houden, het is mooi zo en het zal wel normaal zijn ook. Wat ik wel weet is dat ik nog nimmer begonnen ben zoals nu, dat dit totaal nieuw is, ook voor mij. Maar dat ik nog niet weet of het iets in meer gaat opbrengen.
Hoe leef ik nog anders dan lijk een wandelende tak in een boom, kleurloos in zijn omgeving, als ik niet zou kunnen spreken over wat leeft in mij, over wat zich nog roert in mij. En deze roerselen verberg ik niet, maken dat ik blijf schrijven en handelen alsof ik nog al de tijd van de wereld heb. Het gebeurt wel dat ik nu en dan eens ontwaak en weet in welke nauwe schoentjes ik me bevind, maar deze ogenblikken zijn voorbijgaande, hebben een korte impact en lossen zich op.
Ik heb evenwel de indruk dat er heel wat personen aanwezig zijn in mij en dat ze allen hun zeg willen hebben en ik hen om de beurt aan het woord laat wat dan resulteert in de verscheidenheid van wat ik overlaat.
Hoe complex de schrijvende mens wel is. Hoe hij aangezogen wordt door het ene en niet door het andere, verward soms door het weinige als door de veelheid aan mogelijkheden en daarenboven kijken blijft, de ogen groot open: gisteren, de stekelbes in bloem, de aalbes, de rabarber opgeschoten, de uitgroei van de haag wild en krachtig. Het hoopgevend deel van mijn wereld, van de dingen die ik opmerk in de dag en zich weerspiegelen in de bedrijvigheid die ik in mij wakker voel terwijl het nu, een etmaal verder, plots aan het sneeuwen is. Hou je vast, grote vlokken sneeuw die gedreven door de wind naar beneden vallen en blijven liggen op het rode van de nieuwe bladeren van de haag, zich vasthaken op de tulpen en in de bloesems van de appelaar.
Zo deze morgen, wakker geworden en beginnen schrijven wat me te binnen viel, de luchten gesloten, met vlekken donker en lichter grijs, zoals de gevoelens in mij, een deel dankbaar, een deel verwarrend, een deel te veel en een deel te weinig.
Het is een dag van het jaar 2022. Het is wat ik deze ochtend* als inleiding op deze dag zal geschreven hebben. Het stille gebeuren van de mens die ik ben, denkend aan de titel van een boek waarmede ik me meer en meer vereenzelvig: ‘De stille man’, van Van Hoogenbemt.
Als ‘stille man’ zal ik nu gaan ontbijten na bijna vijfhonderd woorden geschreven te hebben. Aldous Huxley schreef er elke morgen duizend vóór het ontbijt. Ik houd het bij de helft ervan, meer ben ik niet.
*Deze ochtend van 1 april, zijnde mijn blog van 2 april.
|