Het is mijn echtgenote die me er op wees dat ik enkel ‘zotte’ dingen schrijf die weinigen begrijpen/lezen, maar dat het tijd werd dat ik eens iets schreef voor mijn achterkleinkinderen die ik niet zal zien opgroeien zoals ik het wel willen zou.
Wat ik gisteren schreef zijn maar schemergedachten, zijn maar mogelijkheden die mettertijd een verdere, ruimere uitstrijk zullen krijgen. Twintig, dertig, vijftig jaren verder zullen we de realiteit van wat ons lichaam is duidelijker onder ogen hebben. We zullen het gaan zien als een sterrenstelsel in het klein, een wolk van minieme deeltjes, innig met elkaar verbonden en even innig inwerkend op elkaar, een wolk gelijk, zonder duidelijke omlijning/grenzen. In een dergelijk beeld kunnen de ‘energievelden’ waar ik met goochel, aanvaardbaarder opgenomen worden.
Ik meen dus er te mogen op vooruitlopen en te schrijven wat ik schreef, nogmaals, hoe onwaarschijnlijk dit ook moge zijn. Vele zaken zijn onwaarschijnlijk als men zijn gedachten onbeperkt en onkritisch volgen blijft, als men laat gaan wat op jou afkomt, ongeacht wat het is en hoe het overkomen kan. Je maakt altijd gebruik van de vrijheid die je gelaten wordt als schrijver, er wel de nadruk op leggend dat het gedachten zijn van het ogenblik en op andere ogenblikken gewijzigd kunnen worden, dat je de waarheid niet in spé hebt.
Wat ik hen, mijn achterkleinkinderen, hiermede heb willen duidelijk maken is het feit, dat mijn wereld van kennis maar een deel -deeltje misschien - zal zijn van de wereld die zij zullen kennen in normale omstandigheden. Alleen weet ik niet, gezien de toestand waarin deze zich thans bevinden of deze omstandigheden normaal blijven zullen. Ik sluit mijn ogen en mijn verstand als ik dit schrijf, maar er lopen hier gekken rond, niet zoals ik, die spelen met gedachten maar anderen die spelen met de meest barbaarse wapens. Dit wijst ook op de wereld waarin ik schrijf, de angst om wat er te gebeuren staat, indien.
Ja, indien om het even wat, alles kan aangegrepen worden als een dreiging in deze dagen. Het ergste is dat ik het ergste vrees.
Ik schrijf dus met enerzijds de gedachten gelogeerd in wat van de Kosmos is en enkel van hem, en de gedachten uitkijkend naar wat van de mens is, een bepaald individu die is opgestaan onder ons.
Alles is dus wankelbaar, onvoorzienbaar de toekomst die op ons afkomt en ons meeslepen zal in welke richting dit ook moge zijn. Mijn leven is er een van vrede geweest in het Westen, enkele minieme jeugdjaren uitgezonderd voor mij. Mijn vrees is groot dat je jeugd er ook door getekend gaat worden.
Eerder doffe vooruitzichten voor een overgrootvader die aan zijn volgelingen denkt. En dit voor weinige keren dat ik openlijk en vrij aan jullie denk. Vergeef het me als ik het te onachtzaam zou geschreven hebben.
|