Ik kom niet los van Oekraïne, vooral dan bij volle maan, zoals deze nacht als ik denk dat er gevochten wordt bij maneschijn. Het zal er wel geen volle maan geweest zijn over de stukgeschoten steden in Oekraïne zelf, maar op andere nachten wel. Ik stel me dan vragen bij de gevoelens van jonge soldaten en andere met vrouw en kinderen thuis, waar kunnen die aan denken als het niet zou zijn er heelhuids van af te komen, als het niet zou zijn zich terug te trekken in alle stilte indien ze wisten waarheen te gaan achteraf.
En dit alles en nog oneindig meer, omwille van de beslissing van een mensdier, een absurd geval van het 'Dasein'.
Of, zijn ze al afgestompt, zien ze niet, of willen ze niet zien de miserie die ze veroorzaken onder de bevolking, de vrouwen, de kinderen, de ouderlingen? Voelen zij zich dan ook zo veilig, weten ze dan niet dat het ook hen kan overkomen, eerder vroeg dan laat.
Oorlog voering in de maneschijn, wie denkt eraan ware hij Poetin niet, zoals ik hem noem, het mensdier, heb ik geen andere naam voor een gek en een leugenaar die durft te beweren dat het liefde is voor de evenmens als je de kogel opvangt die bestemd is voor je vriend. Wat weet hij ervan als hij er staat als een leugenaar wat al de rest dat hij vertelt betreft. Hij maakt me ziek die man, zieker dan ik al ben, hij verwaarloost mijn gedachten, hij herleidt me tot een iemand die rondloopt met wraakgedachten en ik ben voorzeker niet de enige, en ik, ik heb geen nood aan dergelijke gedachten.
Ik heb dus, en het spijt me, sedert hij zijn wil heeft doorgedreven, elke morgen een bres te slaan in de muur die hij opgetrokken heeft in mij naar het gewoon dagelijkse
als ik begin te schrijven. En wie ben ik dan met het stof van de geslagen bres verspreid over mijn haren en mijn leden; hoe kom ik eruit tevoorschijn, met welke gedachten nog, als het me al heel wat moeite heeft gekost om de bres te slaan. Vooral dan bij volle maan, zoals het deze nacht het geval was, als ik het gordijn wegschoof hoe helder, even voorbij middernacht, de morgen al was. Een voorgevoel dat ik kende, de roep van de maan zelf die ik meende te horen, staande precies boven de nok van het huis van de gebuur, alsof ze er op speciale dagen, zoals deze, niet van afwijken wil.
Ik het gordijn heb opengelaten op de nacht, met de maan vanwaar ik lag, precies in de rechter bovenhoek van het raam, maar verdwenen in het eerste morgenlicht.
Maar de impressie van de maannacht is me bijgebleven, ik dacht dat het geen nacht was om te doden of huizen kapot te schieten, de straten vol steengruis en stukken glas. Hebben de Russische soldaten dit niet meer gedacht dan de Oekraïense het gedacht hebben?
Absurd, schreef ik, wat er gebeurt in deze dagen, in deze tijden van heel wat hoogtepunten in een beschaving die nu aan het wankelen is geslagen. Het zijn gevoelens die me meer besmetten dan corona of covid of welke ziekte ook.
Hopelijk besmet ik er jullie niet mee.
Een zaak is zeker Poetin heeft me toegetakeld in mijn laatste dagen.
|