Hoe ontvang je me als ik op je deur klop vroeg in de morgen of laat op de avond, vreemde man die ik ben, die ik wil zijn, met vreemde gedachten die je nergens anders lezen zult, zeker niet in je dagblad, zeker niet op je scherm, of toch misschien nu en dan, maar toch niet elke morgen of avond, of nacht. En, verras ik jullie of, is wat ik schrijf geen verrassing meer maar een herhaling van wat je al hoorde van mij?
Ik tracht er rekening mee te houden, maar de zin die volgt heb ik nog nooit geschreven, namelijk dat voor altijd voorbij is het sprookje, dat het God is geweest, een man met een lange baard zoals hij werd voorgesteld die het Universum schiep.
Er is nu, vóór het ‘in-den-beginne’, maar we noemen het niet God, we noemen het: een pre-Universum, een Universum in een zijn-toestand, een universum in potentie, en het is hieruit dat alles is ontstaan.
Het moment van de Big Bang, is het ogenblik dat de zijn-toestand overging in een worden-toestand en het pre-Universum overging naar zijn materiële vorm, een vorm zoals we die (menen te) kennen vandaag.
Brian Cox, van gisteren, heeft dit wel niet gezegd maar hij heeft het ook niet helemaal verzwegen want we kunnen het afleiden uit wat hij ons heeft willen aantonen.
De Godvraag was al lang opgelost voor mij. Ik verkondig al een hele tijd mijn visie op een ‘Universum in potentie’ dat wachtte op de Big Bang om zich te materialiseren.
Ik zag dit als een veld Spirituele Energie, als een Kennis, een Weten, die of dat je van mij, gerust de naam God geven mag. Het stoort me helemaal niet. Alleen vrees ik dat, indien ik voortdurend het woord God in de mond zou hebben, onvermijdelijk gedacht zou worden dat ik nog altijd een aanhanger ben van de God met de baard van de Bijbel, de God van onze jeugdjaren.
Maar het pre-universum was er als een God die alles weet en alles kan en, en dit is uiterst belangrijk, die zich oploste, zich metamorfoseerde in het Universum. Wat ik al zo dikwijls heb geschreven herhaal ik hier, als er een God was vooraleer alles begonnen is, dan was Hij er als een als een pre-universum.
Nu is er het Universum dat het zichtbare beeld is van die God. Het innerlijke beeld ervan dragen we in ons. En wat die ‘ons’ betreft, we zijn er om dit beeld in ons, uit te spinnen, uit te spitten.
Dit is de kern van alles; Dit betekent dat er uiteindelijk twee zaken zijn, in elkaar verweven, in elkaar versmolten: het uiterlijke Universum en er binnenin het innerlijke Universum. En wij de mens zijn er een miniatuur van.
De mens, een Universum in miniatuur, is de stelling die ik wil uitdragen deze morgen, de wereld ver achter mij latend tot dit geschreven staat en verstuurd naar oost en west, naar zuid en noord, naar zenit en nadir.
Met alle gevolgen wat elke filosofie over dood en leven betreft, nu we de eeuwigheid verworven hebben.
|