Toen stokten op hun hoogste punt de sterren en stokte ook wat hij nog te schrijven had, meegenomen als hij was door de galopperende tijd, die over hem heen holde.’
Een zin die ik vond, geschreven op een vodje papier. Is die van mij, is die van iemand anders en als het zo is, waarom staat er geen naam vermeld, ik heb toch niet de gewoonte dingen over te nemen van anderen alsof ze van mij komen? En erger nog, sprekend over de galopperende tijd als er de wind is beukend tegen het huis, tegen al wat rechtstaat, waartegen geen hulpmiddel is voorzien evenmin als tegen de tijd..
Zo deze morgen, als hij de gordijnen openschuift en hoog boven het nok van het huis van de gebuur, in het zuiden, de bijna volle maan, klaar getekend ziet in het schijnblauwe van de luchten, weet hij hoe, op korte tijd, terwijl hij aan het schrijven is, de maan verschuiven zal naar het westen toe, hij ineens denkt aan Pablo Neruda, 1904-1973, en zijn gedicht over de galopperende wind[1], terwijl het niet de wind is van de laatste dagen die hem bezig houdt, maar de galop van de tijd die hem in zijn greep houdt, die hem niet los laat en hij het desondanks waagt, zoals het gebeurt, generaties verder te kijken om zich af te vragen welke weg de tijd nemen zal, als hij er niet meer zal zijn, met onze cultuur en beschaving, vooral nu de vele waarden van vroeger en van oudsher beginnen af te takelen.
Want de wegen van de kathedraalbouwers zijn nu verloren en vergeten; het punt in de tijd waarop de romaanse bouwstijl verlaten werd en men plots, rond de elfde, twaalfde eeuw, wellicht én omdat men de oosterse techniek van het bouwen, toegespitst op de ingebeelde structuur van de Kosmos, geleerd/afgekeken had, én vooral omdat men er een totaal andere visie op nahield wat de zin en de betekenis betrof van de mens hier op aarde, in het aanzicht van God. die we vandaag al lang hebben achterwege gelaten.
Ondertussen kwam er wel de periode van de Verlichting maar ook deze weg verduisterde en ook deze weg loopt stilaan dood. Er is geen bezinning meer, in elk geval niet op zondag, zoals het ons was ingeprent.
Terwijl de grote orde in de innerlijke structuur van de Kosmos, die wijst in de richting van het bestaan van een regerend Iets of Iemand, a-sacraal wordt uitgebaat in alle mogelijke vormen zijn we terecht gekomen in de periode van de oppervlakkigheid. En hebben we geen steunpunten meer, geen houvasten meer, geen geestelijke waarden meer om ons aan vast te houden en ons erin te verdiepen.
En, terwijl ik schrijf, de maan die verder schuift of, is het de maan die het vaste punt is en is het de aarde die zich wentelt naar het oosten toe? Ik heb er vandaag geen benul van en ook geen nood het te weten, het overkwam me dat de winden zo hevig waren, zo alles wegrukkend uit de grond, omvergooiend wat nog rechtstond, en ik kaal en naakt en ongeschoren achterbleef, de tijd als een vlammend zwaard boven mijn hoofd. Terwijl tot overmaat, en dit is van deze morgen er ook datgene is wat er te gebeuren staat nu Poetin meer dan de kop opsteekt.
Dit, vriend lezer, is het gevoel dat me niet meer verlaat de laatste dagen en dat ik nochtans achter mij moet laten en doen alsof het er niet is, wil ik nog schrijven kunnen wat ik altijd gemeend heb te moeten en te kunnen schrijven: los en vrij, hoogdravend soms, maar gevuld en warm en sierlijk het liefst, en, ik weet het wel, soms te eigenwijs.
[1] Escucha cómo el viento // me llama galopando // para llevarme lejos. (Pablo Neruda, 1904-1973). Luister hoe de galopperende wind me roept om me ver mee te nemen.
|